dat in ruime meerderheid de commissie zich in de behandeling zoals die heeft
plaatsgevonden met betrekking tot het nog in '82 te realiseren deel van
lob-A, want daar ging het om, met name het urgent karakter daarvan, daarin
kon men zich vinden. Ik ben best met de heer De Hoog van mening dat de groen-
aanleg, de stedebouwkundige aktiviteiten, dat is allemaal ter sprake geweest
in die commissie, dat daar ten aanzien van de voorliggende jaren best een
discussie over kan plaatsvinden. Overigens wat de groenaanleg betreft
en de alternatieve ideeën waar de heer De Hoog op duidt. Het moet hem ook
bekend zijn dat er inmiddels een inventarisatie is gemaakt in de gemeente
naar zogenaamd onrendabel groen en dat met een eerste uitvoering daarvan
reeds een begin is gemaakt waarbij dus het onderhoud tegen een symbolisch
huurbedrag per jaar in veel gevallen al aan particulieren, aan bewoners wordt
overgelaten.
De VOORZITTER: Met betrekking tot de vraag over bijzondere gevallen, de zeer
bijzondere gevallen, waarin B. en termijnen, zoals genoemd in de verkoop
voorwaarden, kunnen verlengen niet om daarmee te doelen op wie dan ook in
de huidige situatie, maar in het verleden is de woningstichting eens gecon
fronteerd geweest met een faillissement. Dan ontstaat de situatie dat er
toch wel wat meer gedaan moet worden dan bouwen. Dan moet er ook een oplossing
voor het ontstane probleem komen, inclusief de financiële kant daarvan. Nou
ik kan me voorstellen dat dat nou zo'n zeer bijzonder geval is en dat we in
een dergelijk geval daartoe zouden kunnen besluiten. Als u dan nog vraagt
mijnheer De Hoog, naar aanleiding van de artikelen 5 en 15 hoe het dan moet
als er onverhoopt een bouwondernemer die betrokken is failliet zou gaan.
De artikelen 5 ©n 15 beogen een relatie te regelen tussen die koper/koopster,
de woningstichting in casu, en de gemeente, dus ik denk dat het voor deze
transactie niet te vrezen is dat er van, of dat een faillissement invloed kan
hebben want dan zou het het faillissement van de woningstichting moeten zijn
maar die staat als toegelaten instelling onder een zo nadrukkelijk toezicht
van het ministerie dat we aan mogen nemen dat daarvoor niet valt te vrezen.
Het zou wellicht bij de beide anderen die direct aan de orde komen wel kunnen
zijn. Om de vraag daar te voorkomen. Ik denk dat dat het risico is wat er in
derdaad in zit. Je moet wat dat betreft hopen dat het niet zo is.en aannemen
dat de betreffende bedrijven deze middelen toch ook niet in eigen zak poneren,
dus waarschijnlijk wel over voldoende middelen en mogelijkheden beschikken
naar het oordeel van de geldgevers om deze aktiviteiten te ontplooien.
De heer DE HOOG: Mag ik in tweede termijn reageren Het is inderdaad zo
dat in de commissie uitgebreid is gediscussieerd over een aantal punten. Ik
had niet de indruk dat ik bij alle punten alleen stond. Zeker niet daar waar
het gaat over het punt van de rente. Ik dacht dat dat door meerdere fracties
werd gedeeld. Ik meen me ook te herinneren dat vragen op het punt van stede-
bouwkundige aktiviteiten, beperking van de kosten van groenaanleg, niet alleen
vanwege de fractie van D'66 verwoord zijn, maar duidelijk bijgevallen zijn.
Ik denk zelfs door de meerderheid van de commissie. Ik zou het daarom elegant
gevonden hebben, en daarmee volsta ik, als van dat gevoelen van de commissie
niet met betrekking tot dit voorstel, maar anticiperend op andere voorstellen,
daar toch iets over gezegd zou worden. Dat voor wat betreft het eerste deel
van dat antwoord. Op het punt van het faillissement vreesde ik uw antwoord.
Ik zou toch willen vragen of er niet bekeken kan worden of er nog meer moge
lijkheden zijn om op te kunnen treden, want daar gaat het toch feitelijk om
in dit soort situaties. Wij willen huizen.
De VOORZITTER: Ik deel uw opvatting zonder dat ik overigens wil zeggen dat
het citaat zoals het hier staat onjuist is, want daar kan ik niet over oordelen.
Ik deel uw opvatting dat het aanbeveling verdient om wat afspraken met elkaar
te maken met betrekking tot het vermelden van de opstelling van commissies.
Ik heb in vroegere verbanden meegemaakt dat je precies kon lezen of de commissie
het nu unaniem ermee eens was of niet en ik denk dat het een goede zaak is om
dat te laten blijken. Ik zal dat binnenkort- in B. en W. aan de orde stellen
en dan zullen wij er geen geheimtaal van maken, maar aan u laten weten hoe we
het bedoelen en dan weten we ook hoe we in de toekomst die citaten moeten lezen.
Met betrekking tot de suggestie over die garanties voor het bouwen. Ik wil