-5-
tegen mijnheer Rennings zelf ook te zeggen dat hij vond dat Rennings te
weinig affiniteit met het streekgewest-gebeuren had. Over een ding, voor
zitter, het is een droevige zaak, ben ik erg kwaad geworden. Ik heb contact
gezocht met de heer Wijnen. De afspraak was toen dat mijnheer Wijnen zijn
fractiegenoot Van Hoek zou bellen en zou vragen hoe de vork in de steel zat.
We zijn nu veertien dagen later of zo, of misschien is het al wel langer geleden,
dat weet ik niet meer. Ik heb nog steeds geen telefoontje terug gehad van mijn
heer Wijnen, dus ik denk dat voorlopig van mijn kant uit het laatste kontakt
met de heer Wijnen gelegd is.
De heer VAN WIJK: Ja, mijnheer de voorzitter, al dat vuurwerk tijdens de in
gekomen stukken, ik hoop niet dat dat blijvend is. Het komt mij een beetje over
als dat we hier te maken hebben met de naweeën van de collegevorming. Ik
vind dat zeer spijtig. We vinden het een goede zaak dat een Oudenbosschenaar
in de vorm van de heer Rennings, is gekozen in het dagelijks bestuur van het
streekgewest. Wij zijn van mening dat de heer Rennings de regio-belangen goed
kan behartigen en we zijn blij met zijn verkiezing.
De heer RENNINGS: Voorzitter, ik wil het niet lang maken. Er zijn een paar dingen
die ik toch nog even wil benadrukken. Erg speciaal voor mij is geweest, of is
in de discussie van de zijde van het C.D.A. dat ik me aanvankelijk heb terug
getrokken uit bestuurlijke overwegingen. Dat heb ik ook in mijn brief gezegd.
Het is niet iets wat in het vage is gebleven. Ik heb vervolgens gemerkt dat
de meerderheid van de raad sterke aandrang had om mij toch te laten terugkomen
op dat aanvankelijke besluit. Dan zijn er, de heer Den Braber heeft het al gezegd,
de eden afgelegd dat je alles zal doen om de belangen van Oudenbosch te be
hartigen, maar er is nog iets anders en dat is omdat de affiniteit tot het
streekgewest zo nadrukkelijk naar voren wordt gebracht. Wij hebben een program-
akkoord en in dat program-akkoord dat ook getekend is door het C.D.A. daar
zeggen wij iets over het streekgewest en ik heb in de discussie afgelopen
maandag 18 oktober gemerkt dat wat wij hier met elkaar hebben afgesproken, dat
dat in het streekgewest niet voor dovemansoren is gezegd. Dat is heel nadrukke
lijk in de discussie gebracht en ik denk dat het alleen maar een wijs besluit
is geweest om als je dan een visie op het streekgewest hebt dat je dan ook
de moed moet hebben om die visie voor het streekgewest te willen en durven uit
dragen. Ja, en ik denk dat dat dan weinig te maken heeft met dat je om gaat om
een bestuurlijke functie te vervullen. Je moet soms je eigen besluit niet opti
maal laten doorwegen als er bestuurlijk een beroep op je wordt gedaan. Ik denk
dat in die zin wellicht het C.D.A. alsnog begrip kan opbrengen voor dit stand
punt. De gewestraad althans kon dit wel degelijk. Dan nog het punt van de rol
van het ziekenhuis. Ik denk dat we op moeten passen dat we met betrekking tot
het ziekenhuis altijd weer naar het verleden kijken. We hebben gesteld als
raadsmeerderheid dat we in Oudenbosch een regionale functie hebben op het punt
van het onderwijs, op het punt van de bejaardenverzorging, op het punt van het
winkelapparaat en ik denk dat alsmede ons een groeiklasse 4-functie is toege
wezen in het streekplan. Nou dat zijn feitelijkheden die nu aanwezig zijn en
op grond van die belangen die daar voor Oudenbosch spelen was het een goede zaak,
is het een goede zaak volgens de raadsmeerderheid dat iemand uit Oudenbosch in
het dagelijks bestuur vertegenwoordigd is.
De VOORZITTER: Ik constateer dat er in eerste instantie door geen van u een voor
stel is gedaan. Mag ik aannemen dat u met deze verklaringen de discussie be
ëindigd wenst rond deze zaak of zijn er onder u die van mening zijn dat ze
nog verder willen reageren. Ik wil overigens over een ding wel iets zeggen. Ik
denk dat we erg voorzichtig moeten zijn met het herinneren van collegae aan
de afgelegde eed, want ik denk dat het uitspreken van of het suggereren van
het niet nakomen van die eed op zich genomen een zo zware beschuldiging is dat
we die niet zomaar uit de losse pols op tafel kunnen leggen. Ik zou daar ernstig
voor willen waarschuwen.
De heer WIJNEN: Ja, ik vind het wel erg jammer wat de heer Den Braber zegt dat
hij geen contact meer wenst te hebben met mij naar aanleiding van deze zaak.
Hij heeft zelfs nog gezegd van desnoods ben ik nog bereid om de heer Van Hoek
te steunen. Dat heeft hij nog gezegd. De heer Van Hoek was dan weliswaar geen
kandidaat meer. Ja, de heer Rennings blijkbaar ook niet. Die had zich ook terug-