-h-
breken in een dergelijk fractie-overleg. Dan lukt het misschien wel om bepaalde
zaken voor ons woongebied voor elkaar te krijgen. De heer Rennings stelt verder
in zijn brief dat uit het overleg met mij is gebleken dat een onderhoud over
de kandidatuur van de heer Van Hoek niet op prijs werd gesteld. Ik vind dat
een verkeerde voorstelling van zaken. Op het moment dat de heer Rennings daar
over contact opnam, dat was telefonisch, dat was zaterdag 9 oktober, was de
heer Van Hoek geen kandidaat meer. Die had zich al teruggetrokken en die had
steun toegezegd aan de heer Wijgergangs. Naar mijn idee had het dan ook geen
zin meer om over een keuze tussen de heren te overleggen, want zelfs de
heer Rennings had zich op dat moment al geen kandidaat meer gesteld. In het
zelfde overleg heeft de heer Rennings mij nog gevraagd of hij zich alsnog
kandidaat moest stellen. Toen heb ik hem geantwoord dat hij dat zelf moest
weten als hij dat nodig vond, uiteraard voor zichzelf. De C.D.A.-fractie had
daaraan gezien het eerdergenoemde geen behoefte.
De heer DEN BRABER: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb ook een bescheiden rol
in dit onverkwikkelijke gebeuren gespeeld. Ik heb mogen deelnemen aan het
voor-voorberaad, waar ook de plaatsvervangers bij waren en ik heb telefonisch
contact gehad met onder andere de heer Wijnen zoals die daarnet al zei. Over
het eerste daar bleek duidelijk dat Rennings kandidaat was, dat staat ook
in die brief en ook mijnheer Van Hoek verklaarde toen dat hij er wel oren naar
had om in het D.B. van het streekgewest te gaan zitten. Tot mijn verbazing
was er echter met mijnheer Van Hoek en mijnheer Klijs, zijn secondant, niet
te praten over wie van de twee dat dan zou moeten worden. De heer Van Hoek
die bleef dat maar verwijzen naar het overleg met Oud Gastel en Standdaarbuiten
dat er dus nog aan moest komen op dat moment. Voor mezelf heb ik toen buiten
staande al de conclusie getrokken het zal mijnheer Van Hoek worst wezen wie
daar in het D.B. komt te zitten als het Rennings maar niet is. Nou kan ik me
dat wel voorstellen voorzitter. Wij hebben van de zomer een en ander meegemaakt
onderling, de fracties onderling, en ik kan me best voorstellen dat daaruit
wat wraakgevoelens of zo te voorschijn komen, maar om zulke zaken of partij
politieke zaken zozeer te laten prevaleren dat we wel erg op gespannen voet
komen met de eed die we een week of zes geleden hebben afgelegd en waarin
staat dat ik, zo gaat het dan, dat ik de belangen van de gemeente Oudenbosch
met al mijn vermogen zal voorstaan en bevorderen en ik denk toch dat het zo
maar zonder meer weggeven van de D.B.-zit in het streekgewest, dat we dat
daarmee in strijd kunnen verklaren. Dan denk ik mijnheer Van Hoek waar zijn
wij nou toch mee bezig. Ik heb toen de heer Hermes mij verslag deed van het
voorberaad met Oud Gastel en Standdaarbuiten en dus bleek dat de heer
Wijgergangs als kandidaat van deze regio naar voren geschoven zou worden
heb ik mij met de heer Wijnen verstaan daarover. Inderdaad heeft hij toen ge
zegd van ja, wij als C.D.A. vinden dat ook de kleinere gemeenten een kans
moeten hebben. Op zich heb ik daar ook geen moeite mee. Ik heb daar ook geen
argumenten tegen, maar ik heb toch ook opgeschreven dat mijnheer Wijnen zei
dat het belangrijk was dat er een onderwijsspecialist moest komen en dat
zou dan mijnheer Wijgergangs zijn. Overigens wel verwonderlijk zo'n argument,
want je kunt denk ik moeilijk van te voren al een kandidaat kiezen en daar
een portefeuille achter plakken. Dat zal toch in later overleg vastgesteld
moeten worden. Mijnheer Wijnen verklaarde mij desgevraagd dat ook hij het
niet zo'n goede zaak vond dat we die D.B.-zetel zomaar weg zouden geven en
een derde stelling die hij toen formuleerde was dat er iemand in dat D.B. zou
moeten komen die affiniteit had met het streekgewest. Toen heb ik even met
mijn mond vol tanden gestaan, maar wat ik' de afgelopen vier jaar van het
Streekgewest heb kunnen volgen en wat ik van buiten de regio Oudenbosch,
Standdaarbuiten, Oud en Nieuw Gastel heb kunnen vernemen van partijgenoten,
maar ook van anderen is toch wel dat mijnheer Rennings een van de weinigen was
die het streekgewest een beetje getrokken heeft in de afgelopen vier jaar.
Het verwondert mij dan ook niks dat in het telefonisch overleg dat er tussen de
heer Rennings en de heer Wijnen heeft plaatsgevonden en waarvan ik dus hier
een weergave heb liggen dat dit argument, mijnheer Wijnen blijkbaar toch niet
meer op tafel gebracht heeft. Ik kon het toen al niet plaatsen. Ik denk dat
hij zich op dat punt vergaloppeerd heeft of niet de moed gehad heeft om dat