-18- dat ik daar weinig op kan zeggen. Ik ben het met u eens dat het op dit moment weinig zin heeft om daar nader op in te gaan. Voor wat betreft de opmerking van de heer Rennings ten aanzien van het bibliotheekwerk dat we niet verder mogen gaan dan de minimum-contributie. Het is momenteel zo dat de minister dit bedrag vaststelt en ik denk dat als dat mogelijkerwijs per 1 januari zou veranderen dat dan de bibliotheek, of het bibliotheekbestuur in eerste instantie de aangewezene is om daar een beslissing over te nemen. Hetzelfde kan ik in feite ook naar de heer Van Wijk toe zeggen. Die heeft daar een bijzonder uitgewerkt geheel van gemaakt. Ik moet stellen dat de bibliotheek, het bibliotheekbestuur in wezen niet voor de voeten gelopen moet worden, dat het een beetje prematuur is om daar nu op in te gaan. Ten aanzien van wat mevrouw Kniep heeft gesteld om eventueel de huidige personeelsbe zetting te herzien en met vrijwilligers te werken zonder bezoldiging. Nou ik vind het eigenlijk op dit moment een beetje prematuur om dat uit te spreken, het lijkt een beetje een idee fixe om daar op dit moment gestalte aan te geven. Ik kan dat niet inzien op dit' moment om dat mogelijk te maken. Ten aanzien van mevrouw Kniep was dat. Ten aanzien van de heer Den Braber heb ik geen specifieke opmerkingen. Ik moet nog een opmerking kwijt ten aanzien van de heer Wijnen. Die heeft gesuggereerd om het presentiegeld af te schaffen voor de leden van de commissie welzijnszaken. Ik denk dat het toch geen goede zaak is om zoals hij dat dan argumenteerd, om dat als criterium te gebruiken bij de sollicitatieprocedure. Ik denk dat dat teveel gevraagd is. Ik zie daar geen goed criterium in in elk geval. Ik raad het dan ook ten zeerste af. Wat betreft de sport. Moet de sport er wel of niet bij. U heeft daar iets over gezegd naar aanleiding van de advertentie die is verschenen. Ik moet vaststellen dat het welzijnsbeleid zo ruim is dat de sport daar ook onder valt. Dat het daar niet genoemd is dat is niet toe vallig. Er zijn ook andere zaken niet genoemd. We hebben volstaan door deze zaak te noemen en ik denk dat op dit moment het niet noodzakelijk is om aan te geven dat daar nog meer bij hoort. Ik zou dan ook de tekst van de advertentie van de welzijnscommissie beslist niet nog eens herhalen en aanvullen. Goed, ten aanzien van de prioriteitstelling heb ik getracht duidelijk te maken wat we daarmee willen gaan doen, wat daarvan de bedoeling is van het college. De laatste vragen van het preadvies die betreffen de vakaturestop, een vraag van de personeelsformatie en de overgangsregeling. Daarvan heb ik bij de verschillende fracties een toch wel eensluidend standpunt gehoord. Ik hoor vakaturestop, ik hoor een vakaturestop voor drie maanden. Ik denk dat het een juiste zaak is, een goede zaak is om inderdaad af te spreken dat we een vakaturestop instellen voor 3 maanden die ingaat op het moment dat het betreffende personeelslid vertrekt. Ten aanzien van de heroverweging van de personeelsformatie is door sommigen gezegd dat de woorden "hoe dan ook" eruit moeten en ik denk dat we daar geen enkel probleem mee hebben dat dat gebeurt. Als "hoe dan ook" er uit gaat dan zijn we denk ik met zijn allen het erover eens dat die mogelijkheid alsnog aanwezig is. Met de nodige nuancering kunnen wij ons ook daarin vinden. Wat betreft de overgangsregeling is er naast het voorstel in het preadvies naar voren gebracht nog een ander voorstel, namelijk een overgangsregeling met afbouw van de subsidies naar 65% en 35>/° dus in plaats van 3 jaar naar 2 jaar. Wij hebben daar geen enkel probleem mee. We kunnen ons daar in vinden in dat voorstel. Het is wat dat betreft geen probleem. Ik wou het in eerste instantie hierbij laten. De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Oosterhout zegt terecht, of wethouder Van Oosterhout zegt terecht in zijn eerste optreden in de raad dat de raad het beleid vaststelt. Dat klopt inderdaad, maar hij moet daarbij toch wel bedenken dat het college daarbij de documentatie en de materialen aandraagt en dat er een voorstel ligt om het beleid vast te stellen door de raad en dat heeft hij inderdaad juist gezien. Hij kan niet zeggen van de raad zoek het maar uit en ga je gang maar. Dat hoeft hij van ons niet te verwachten. Ik denk ook niet dat het juist is. Procedureel gezien vinden wij het onjuist om op deze wijze te werken, waarbij dan over de tafel een aantal ingrijpende voorstellen komen. Niet in de zin van voorstellen vanuit het college. Die komen onverhoeds te voorschijn. Wij zouden het juister vinden om dergelijke

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 58