-12- naar gekeken wordt, afhankelijk van de procedure waarin die vakatures ver keren, althans voor wat betreft de vervulling. Kom ik tenslotte aan de overgangsregeling die gesuggereerd wordt. Ik vind dat een laat ik zeggen een erg algemeen gegeven. Ik kan mij ook voorstellen dat je op basis van con crete activiteiten, concrete afbouw bepaalt w.at het meest zinvolle is in een concrete situatie. De heer EENNINGS: Ja, voorzitter, ter geruststelling van de heer Wijnen, het jaar is nog niet om. Als het goed is hebben wij in december 1981 die subsidie verordening vastgesteld, of november, maar ook dan is het jaar nog niet om en hebben we nog minstens twee maanden om het rond te maken. Mijnheer de voor zitter, ik zou willen bepleiten dat de raad de hoofdlijnen van het beleid be paalt. Ik denk als er ergens een terrein is in deze gemeente waar we dat de afgelopen jaren gedaan hebben dan is het op het welzijnsterrein en dat kon ook niet anders, want in vrij korte tijd zijn een aantal beleidsbevoegdheden van het rijk van het ministerie van C.R.M. overgeheveld naar de gemeente en ik denk dat het dan zeker zaak is als je dus op gemeentelijk niveau je daar nog in moet vinden dat dan de raad de hoofdlijnen van het beleid moet bepalen. In die opzichten vind ik het dus een volkomen juiste beslissing van uw college de raad de richting van het beleid aan te laten geven en tegen die achtergrond voorzitter vind ik het een goed preadvies en biedt het voldoende mogelijkheden aan de raad om zich uit te spreken waar de prioriteiten en zo mogelijk de post-prioriteiten moeten liggen. Om eens een keer aan het slot van het pre advies te beginnen. Met betrekking tot de garanties zijn wij van mening dat op dit moment we ja moeten zeggen tegen een vakaturestop. Als dan overwogen wordt een algemene vakaturestop voor dit moment, dan zouden wij het college in overweging willen geven of niet veel meer aanbevelenswaardig is of veel meer aan te bevelen is om die vakaturestop permanent in te voeren over een periode van drie maanden om op die manier de mogelijkheden om bij te sturen ook in de toekomst ter beschikking te hebben. Laten we wel zijn, met betrekking tot het personeelsbeheer, de personeelsformatie kun je niet anders dan een zo groot mogelijke zorgvuldigheid in acht nemen. Met andere woorden verandering in beleid moet je doorvoeren op het moment dat er vakatures zijn. Bovendien zal het nemen van een vakaturestop die je voorlopig afkondigt voor elke vakature over een periode van drie maanden, het gemeentelijk apparaat slechts ge leidelijk belasten. Stelselmatig wanneer zich een vakature voordoet kan er beoordeeld worden of en zo ja in welke mate er bijgesteld moet worden. In die zin is vraag twee dan eigenlijk alleen maar te beantwoorden dat je thans moet stellen dat de thans gestelde personeelsformatie niet hoe dan ook sub sidiabel moet blijven. Dat hangt dus mede af van de beslissingen die je neemt met betrekking tot de eerder genoemde vakatures. Met betrekking tot de overgangsperiode voorzitter daar gaat u uit van drie jaar en als we nu zien dat in negen van de tien gevallen de minister achteraf vaststelt dat er ge kort gaat worden op de uitkering op het niveau van de gemeente is het dan niet, hoe pijnlijk de beslissing ook is niet wat al te royaal om de korting die ons van de minister met terugwerkende kracht wordt opgedrongen over een periode van drie jaar in de toekomst dus lees vier jaar na ingang van de korting van de zijde van de minister doorgang te laten vinden. Ik ben me bewust voor zitter dat het een vrij pijnlijke beslissing kan zijn. Aan de andere kant voorzitter, als de gemeente geld uit blijft geven terwijl ze de inkomsten niet heeft kom je op heel andere terreinen op pijnlijke beslissingen. Mijn voorstel zou dan ook zijn om de periode van twee tot drie naar twee jaar te verkorten en dat gaat dan niet om de exacte percentages. Ik stel me voor dat daar best overleg over kan zijn in het eerste jaar een korting tot 65$ van het oorspronkelijke bedrag en in het tweede jaar tot een maximum van 35$ over het oorspronkelijke subsidiebedrag per aktiviteit. Let wel, het gaat dan om zaken die we gaan afbouwen. Dan terugkomend op de prioriteiten. Ik zou daarbij on derscheid willen maken naar de eerste vier categorieën zoals in het preadvies zijn genoemd die betrekking hebben op de soorten van het werk en dat zijn dus die categorieën die genoemd zijn achter de cijfers 0, 1, 2 en 3 en de tweede categorie, dat betreft met name dus de soort subsidie die benoemd is achter de nummers A, 5» 6 en 7- Onze fractie is van mening dat wil je dat zuiver doen je voor beide groepen prioriteiten aan moet geven, omdat de een het werk bepaalt

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 52