-8- De heer DEN BRABER: Ik wil het kort houden voorzitter. Mijn fractie kan zich vinden in de conclusies die de welzijnscommissie eerst zelf en later naar aan leiding van de enquête getrokken heeft. Wij willen die conclusies graag bij u aanbevelen. Dat doet u zelf trouwens ook al. U zegt dat u die overneemt en maatregelen zult treffen die daar het meest voor geëigend zijn. Het is inderdaad niet doenlijk denk ik om op grond hiervan, de planverordening te wijzigen. Ik wil graag onderstrepen de opmerking van mevrouw De Raad dat we moeten proberen een volgende keer om ons doel niet voorbij te schieten en inderdaad de omvang van de rapportages en het taalgebruik daarin hebben ook bij mij bij mij zelf althans, toch nogal wat problemen in het verleden opgeleverd. Ik sluit graag aan bij de open sollicitatieprocedure die er aan gaat komen. Ik heb vanavond in het weekblad gelezen dat er inmiddels al een advertentie voor geplaatst is en dat er gestreefd wordt naar 50vrouwen en 50mannen in die commissie. Wat die aanbeveling betreft vanuit het,nou er staat praktisch ingestelde mensen staat er ergens genoemd, ik vind het prima, maar ik wil u toch waarschuwen voor al te zeer mensen die al te zeer met instellingen verweven zijn. Ik denk dat het erg moeilijk is wanneer je twee of anderhalve pet op hebt in zo'n commissie en ik zou daar toch de nodige voorzichtigheid mee willen betrachten. De heer VAN OOSTERHOUT: Ik denk dat een aantal opmerkingen van uw zijde overeen komen, namelijk de opmerking betreffende het woordgebruik, omvang van de rapporten heeft de heer Den Braber er nog aan toegevoegd. Ik denk dat het een zinnige zaak is om in de toekomst daar goed bij stil te staan, dat de gewone burger dat ook goed kan lezen. Ik sluit me bij die opmerking aan, in zoverre dat ik zal proberen om daar voor te zorgen dat dat inderdaad gestalte krijgt. Dat het beter begrijpelijk wordt dus. Ik heb begrepen dat mevrouw De Raad, de heer Rennings, mevrouw Kniep en de heer Den Braber akkoord kunnen gaan met de vaststelling van deze evaluatie. Ik denk dat ik ten aanzien van de heer Rennings met betrekking tot de kriteria die hij of waar hij over spreekt met de benoeming van de mensen in de welzijnscommissie en de selectie die moet plaatsvinden dat ik kan stellen dat in feite en daarmee beantwoord ik dan ook de vraag van de heer Den Braber ervan uitga dat we in zo'n commissie mensen moeten hebben die inder daad wel praktisch werken, misschien dan ook betrokken zijn bij een bepaalde in stelling, maar ze nooit vanuit hun instelling of beroepsmatig zullen mogen be noemen. We zullen steeds mensen moeten benoemen op persoonlijke titel en ik denk dat het in eerdere situaties ook het geval is geweest, in de vorige samen stelling was daarvan ook sprake dat er iemand in feite vanuit een bepaalde instelling maar dan toch op persoonlijke titel in een commissie zitting had. Ik meen dat het ook goed is dat dit ook nu mogelijk is. Het hangt juist van de kwaliteiten van de persoon zelf af, de inzet die hij kan leveren, de beroeps matige achtergrond misschien of hij geschikt is voor een dergelijke commissie. Ten aanzien van het streven naar 50% mannen en vrouwen, waar de heer Den Braber op wijst. Ik vind het een goede zaak dat in tegenstelling tot de vorige samen stelling dat het aantal vrouwen inderdaad uitgebreid kan worden. Ik zou het een goede zaak vinden dat het uitgebreid kan worden moet ik stellen, want ik weet natuurlijk nog niet hoeveel mensen, vrouwen in dit geval er zullen solliciteren maar ik hoop dat we daaraan gestalte kunnen geven omdat de inbreng vanuit die hoek ook erg belangrijk is. Ik heb ten aanzien van de heer Rennings nog een vraag vergeten. Dat is of dat alle instellingen het evaluatieplan hebben ontvangen. Bij mijn beste weten hebben alle instellingen het evaluatieplan ontvangen en konden ze reageren tot 9 augustus en er zijn geen reacties binnengekomen. Mevrouw DE RAAD-DILIEROP: Graag nog een opmerking over hoe we dat doen in verband met de duidelijkheid, de verstaanbaarheid van het rapport. Is het een idee om dat eens door de voorlichter te laten doorlezen. De heer VAN OOSTERHOUT: Ik denk dat hij wellicht daartoe in staat zou zijn, maar ik weet niet of dat de goede weg is. Ik denk gewoon dat wij met elkaar moeten praten over dit onderwerp in de commissie en ook met de ambtenaren die het stuk voorbereiden, dat we daar meteen aan gaan zitten en niet nog eens keer via de voor lichter moet gaan. Ik denk dat dat een beetje dubbelop is. Mevrouw DE RAAD-DILLEROP: Nou ik denk dat je dan weer De VOORZITTER: Sorry mevrouw, maar nu moet ik u er toch op wijzen dat het mijn taak is om de discussie tot twee gangen te beperken en ik hoop dat u daar begrip

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 48