-10-
later gebleken dat voor die derde wethouder uitstekende argumenten voorhanden
waren. Vandaar ook dat D'66 op dat punt haar koers enigszins heeft moeten bij
stellen. Ik verzeker u dat er geen politieke motieven ten grondslag liggen
aan het eventueel steunen van de derde wethouder. Per slot van rekening op
het punt van de kosten, de budgettaire neutraliteit kan ook gewaarborgd worden
door een slagvaardig en snel optredend bestuur. Ik eindig met de volgende
woorden: D'66 is gedurende de onderhandelingsperiode altijd bereid geweest
tot samenwerking. Dat is herhaaldelijk gebleken. Het heeft herhaaldelijk voor
stellen gedaan, compromissen voorgesteld. Dat is herhaaldelijk van de zijde
van het C.D.A. van de hand gewezen. Toch blijven wij bereid tot samenwerking
met alle in deze raad vertegenwoordigde fracties.
De heer VAN WIJK: Mijnheer de voorzitter, enkele korte kanttekeningen. Wij
vinden het jammer dat de collegevorming zo is verlopen. Onze voorkeur is
namelijk altijd uitgegaan naar een combinatie van C.D.A. en P.v.d.A., namelijk
een goed afspiegelingscollege. De sector volkshuisvesting enz., de harde
sector, is altijd geclaimd door de Partij van de Arbeid en wij hebben verwacht
dat het C.D.A. een goede kandidaat had voor de welzijnssector. Het C.D.A. is
dan in hevige interne problemen verzeild, hetgeen ik ten zeerste betreur.
Onze voorkeur, een combinatie van C.D.A. en P.v.d.A. behoort niet meer tot de
mogelijkheden. De andere partijen moeten het oplossen. V.V.D. vond het
genoodzaakt een wethouderscombinatie P.v.d.A. - O.N.S. met later D'66 moge
lijk te maken, daar deze constructie slechts de enige haalbare is. Het be
leidsprogramma is door alle partijen ondertekend. Ook door het C.D.A. en de
V.V.D. hoopt dat een goede samenwerking tot stand komt in de komende raads
periode. De heren Van Eijkeren, van de Partij van de Arbeid en Van Oosterhout
van O.N.S. krijgen onze steun.
De heer VAN HOEK: Mijnheer de voorzitter, namens de fractie van het C.D.A. voer
ik het woord, niet over de eerste wethouder, niet over de tweede wethouder,
maar over de derde wethouder. Een nieuw fenomeen in Oudenbosch. Tijdens de
onderhandelingen leek het er op dat er een C.D.A. - Partij van de Arbeid-
college zou komen met twee wethouders. Echter met het college dat nu verschijnt
moeten er ineens drie wethouders komen. Met de wethouder van de Partij van de
Arbeid en één van ONS bleek men het volle pond nog niet in het dagelijks be
stuur van Oudenbosch gelegd te hebben. Nee, ook D'66 moet een wethouder leveren.
Je zou gaan denken de kwantiteit is belangrijker als de kwaliteit. Mijnheer
de voorzitter, het C.D.A. heeft aan een derde wethouder geen behoefte. Het
takenpakket dat gezien het beleidsprogramma is opgesteld is niet zodanig dat
een derde wethouder noodzakelijk is. Er zijn geen nieuwe zaken aan de orde ge
steld die van een zodanige omvang zijn dat een uitbreiding van het college
te rechtvaardigen is. Er is wel een politieke aardverschuiving in Oudenbosch
maar dat betekent toch nog niet dat alle zaken anders gedaan moeten worden.
Ook de andere fracties bleken aanvankelijk niet voor uitbreiding van het college
te zijn. Toen namelijk begin augustus tijdens de onderhandelingen het derde
wethouderschap aan de orde gesteld werd, bleken alle A partijen het eens te zijn
om het aantal wethouders niet uit te breiden. Aanvankelijk was D'66 er wel voor,
maar uiteindelijk koos men toch voor een college van de burgemeester met 2
wethouders. O.N.S. stelde een onderzoek voor om te bekijken of een aanstelling
van een derde wethouder noodzakelijk was. De Partij van de Arbeid stelde voor
om met 2 wethouders te beginnen en na een jaar te bekijken of een derde nood
zakelijk was. De V.V.D. zei dat in deze tijd van bezuinigingen kun je het niet
maken een derde wethouder aan te stellen. De argumenten om het college uit te
breiden zijn van dien aard dat de zaken waarvoor de gemeente de komende vier jaar
staat, uiteraard wel de aandacht van het college vragen, maar deze capabele
mensen moeten het zonder uitbreiding zeker kunnen. Een uitbreiding van het
college met 50a&n wethouders is flink overdreven. Mijnheer de voorzitter,
een college, dat is belast met het dagelijks bestuur moet niet groter zijn dan
beslist noodzakelijk is om tot een behoorlijke taakverdeling te komen. De
ervaring leert dat naarmate een zodanig college groter wordt de beraadslagingen
in het algemeen meer tijd vergen waardoor de besluitvorming stroever verloopt
en de besluitvaardigheid vermindert. Niet het bereiken van politieke stabili
teit, maar vooral motieven die verband houden met overbelasting van de zittende