-7-
zouden het ook kunnen opvatten als reeds langer zitting hebbend in de raad. In
middels is gebleken dat in het vervolg van de onderhandelingen meerdere
kandidaten zijn genoemd die voor het eerst in de raad zijn gekozen en dus
evenmin bestuurlijke ervaring hebben. Blijkbaar gelden dergelijke bezwaren
alleen maar als er sprake is van kandidaten van andere pratijen. Het is niet
waar dat de C.D.A.-fractie hardnekkig is blijven volharden om de harde sector
toegewezen te krijgen. Evenmin dat het C.D.A. bleef volharden in het vertrek
van de heer Van Eijkeren. Het C.D.A. heeft na het afwijzen van het wethouders
schap door de heer Brouwers bedenktijd gevraagd om een nieuwe kandidaat aan
te wijzen. De heer Van Eijkeren trok terzelfdertijd ook zijn reeds gestelde
kandidatuur in en vroeg beraad. Zonder dat het C.D.A. daar nog maar een moment
op had aangedrongen. Wij delen evenmin de opvatting van de andere fracties als
zou door eventueel terug moeten treden van de heer Van Eijkeren - waar slechts
gedurende een deel van de onderhandelingen sprake van is geweest - dat daardoor de
bestuurbaarheid van Oudenbosch op het spel zou zijn gezet. Wie is er hier
arrogant, vragen wij ons af. Misleidend vinden wij de voorstelling als zou het
C.D.A. niet bereid zijn geweest de kandidaat te leveren voor de zachte sector.
Het C.D.A. is bereid geweest om térwille van de goede verhoudingen de claim
op de harde sector te laten vallen. De heer Van Hoek was in een latere fase
van het overleg bereid om de zogenaamde zachte sector voor zijn verantwoorde
lijkheid te nemen. Op dit terrein heeft de heer Van Hoek in de Oudenbossche
gemeenschap meer sporen verdient dan het merendeel van zijn beoordelaars.
Zij hebben niet eerder met hem samengewerkt en kennen hem evenmin door het
raadswerk. Dit geldt dan met name voor de fractievoorzitters, de heren De
Hoog en Van Wijk en ook voor de fractievertegenwoordiger de heer Van Oosterhout
van O.N.S. Dit beeld is echter toch niet ongebruikelijk. De leerlingen mogen
tegenwoordig toch ook op sommige scholen uitmaken welke docent er komt.
Daarnaast betreuren wij het in hoge mate dat door andere partijen onder leiding
van de heer Den Braber campagne is gevoerd om een van de C.D.A.-raadsleden
kandidaat-wethouder gesteld te zien te krijgen voor de zacnte sector. Voor
steun aan een dergelijke inbraakpoging hadden wij het politiek fatsoen van
andere partijen tot nog toe te hoog geacht. De politieke onervarenheid van
enkele fractievertegenwoordigers zal hier mogelijk schuld aan zijn. Hoewel de
heer Van Oosterhout van O.N.S. al snel leert bij het inbreken. Hij schuift de
heer Meijers naar voren als een aanvaardbare C.D.A.-kandidaat. Van de Partij
van de Arbeid hoef je geen politiek fatsoen meer te verwachten. Ze zijn het
inbreken al gewend. Het resultaat van deze campagne is geweest dat raadsleden
in grote moeilijkheden werden gebracht. Mensen met ambities en een veel-jarige
ervaring meenden door dit gekonkel geen andere uitweg meer te zien dan uit de
gemeenteraad terug te treden. De C.D.A.-fractie heeft grote bewondering voor
degene die een dergelijke moedige beslissing neemt. Temeer omdat wij van nabij
weten hoezeer de betreffende personen aan het raadswerk waren gehecht en hoezeer
zij naar een nieuwe functievervulling binnen de Oudenbossche gemeenschap uit
zagen. Mijnheer de voorzitter, ondanks de tegenslag waarbij voor de Oudenbossche
gemeenschap en voor de C.D.A.-fractie in het bijzonder een belangrijk stuk
raadservaring verloren ging zal de C.D.A.-fractie zich in de komende vier jaar
blijven inzetten voor de belangen van onze gemeenschap. Dit zal gebeuren vanuit
ons plaatselijk program en overeenkomstig de beginselen van het C.D.A.
Mevrouw DE RAAD-DIT.T.EROPMijnheer de voorzitter, het C.D.A. heeft nimmer enige
bedenkingen geuit tegen een kandidaat uit een andere partij. Het C.D.A. heeft
van het begin af aan gesteld dat elke andere kandidaat naast een C.D.A.-
wethouder bij voorbaat acceptabel was. Beoordeling van een kandidaat zoals dit
nu is geschied acht het C.D.A. verwerpelijk en wenst daaraan niet mee.te doen.
Wie zegt dat als het C.D.A. de presentatie van de heer Van Eijkeren in de afge
lopen raadsperiode onder de loep had genomen alles over hem positief zou zijn
aan te merken Bij de kandidatuur van de heer Van Eijkeren heeft het C.D.A.
niet in het geding gebracht zijn gedragingen tijdens de voorbereidingen van
de collegevorming in 1978. Zijn verwoede pogingen tot het allerlaatste moment
toe om de heer Brouwers als kandidaat gewipt te krijgen door bijvoorbeeld daags
tevoren nog druk uit te oefenen op een persoon waarvan men in alle redelijkheid
moest verwachten dat zo'n post om gezondheidsredenen hem veel te zwaar zou zijn.