-5- van de regionale bladen. Zij vonden bijna dagelijks kopij om er kolommen mee te vullen. Voor de mensen die er meer van nabij bij betrokken waren is het in velerlei opzichten bedroevend en ontmoedigend geweest. Het C.D.A. dat van de kiezers 6 zetels kreeg toebedeeld begon met goede moed en met vol komen oprechte en alleen maar objectieve bedoelingen aan zijn taak als grootste partij om het beleidsprogramma voor te bereiden. Daarna zou de invulling van de wethouderszetels aan de orde komen. In de eerste bijeenkomst werd de hoop uitgesproken dat de tijdens de verkiezingen, zij het over het algemeen mild gehanteerde strijdbijl, neergelegd en dat alle raadsleden bereid zouden zijn constructief aan de opstelling van het beleidsprogramma mee te werken. Het C.D.A. stelde daarbij voor om met de voltallige raad te overleggen over de manier om te komen tot een beleidsprogramma voor de komende vier jaar. Door onze fractie zijn een aantal vraagpunten voorgelegd aan de Partijen. Deze punten waren geinventariseerd uit de diverse verkiezingsprogramma's. Op 23 juni vond het eerste overleg plaats. Het tweede was gepland op 29 juni. Onder leiding van de heer Den Braber staakten toen de andere partijen met het programma-overleg. Men gaf het C.D.A. geen kans om het voorgenomen overleg af te ronden en tot een ontwerp-programma te komen. Gretig werd ingegaan op het voorstel van de Partij van de Arbeid die het voortouw uit de handen van het C.D.A. rukte en onmiddellijk de kans greep om een dominerende rol te gaan vervullen. Het werd toen het C.D.A. duidelijk dat het te maken had met onder linge afspraken. Daarmee was de basis voor onderling wantrouwen gelegd en dat bleek later het begin van alle ellende te zijn. Het moet duidelijk zijn dat als zonder opgaaf van reden en zonder enige aanleiding aan de opzet van het C.D.A. geen vertrouwen wordt geschonken dat dan het C.D.A. niet staat te juichen om zomaar klakkeloos aan een andere opzet mede te werken. Een belang rijke reden was bovendien dat men bij dat overleg onder leiding van de Partij van de Arbeid alleen de fractievoorzitters wilde uitnodigen. Men wenste niet uit te gaan van de gezamenlijke raad. Voor het C.D.A. vormde juist de soli dariteit in de raad een belangrijk beginsel. Bovendien vond de C.D.A. -fractie langer vergaderen in de vakantie-periode zinloos omdat een deel van de raads leden niet aanwezig was en omdat er geen inzicht was in de financiële situatie. Deze gegevens zouden pas eerst in augustus beschikbaar komen. Ondanks deze be zwaren van het C.D.A. gingen de overigen het in gang gezette werk in een kleiner en besloten groepje voortzetten. De openheid en ook de openbaarheid werden sterk beperkt. Dit blijkt uit het geringe aantal personen wat dit overleg volgde. Dit in tegenstelling tot de grote belangstelling voor de eerdere bijeenkomsten die het C.D.A. had georganiseerd. Het C.D.A. koos toen voor een lijdzame rol, waarbij het op prijs stelt voorlopig de onderhandelingen als toehoorder te volgen. Niemand zal bestrijden dat dit niet zijn goed recht was. Niemand kan be weren dat het C.D.A. de andere partijen tijdens de onderhandelingen ook maar een duim breed in de weg heeft gelegd. Het is dus niet waar dat de C.D.A.- fractie de samenstelling van het programma aan de andere partijen heeft over gelaten zoals de andere partijen beweren in hun brief van 2 september j.l. Het tegendeel is het geval. Wij hebben voorgesteld om op basis van de gevoerde besprekingen begin augustus het programma gereed te hebben voor bespreking met de gekozen raadsleden en dan wijs ik erop dat het alle gekozen raadsleden zouden zijn. Het C.D.A. kon konstateren dat het door de vier andere partijen, bereikte akkoord over het beleidsprogram nauwelijks knelpunten opleverde op grond waarvan het C.D.A. loyaal zijn medewerking kon toezeggen. Wat op dat moment het C.D.A. erg is opgevallen was de ontgoocheling van de Partij van de Arbeid. De verwijten welke toen door de Partij van de Arbeid bij monde van de heer Den Braber naar het hoofd van het C.D.A. werden geslingerd waren volkomen zinloos en hoogst verwerpelijk. Het C.D.A. is door de heer Den Braber geheel ten onrechte beschuldigd van tegenwerking. Op dat moment liet hij zich gaan en was hij niet meer de objectieve gespreksleider van de fractieleiders. Zijn laatste poging om het C.D.A. buiten spel te houden door onvoorwaardelijk medewerking voor de waarschijnlijk toch dwaze tunnel af te dwingen zag hij in rook opgaan. Nou dan vooruit maar, als het dan niet anders kan, was het royale gebaar, waarmede de Partij van de Arbeid het C.D.A. binnenhaalde. Van de zijde van O.N.S. en D'66 viel een duidelijk mildere maar toch ook nog kritische toon

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 25