-30- van de heer Wijnen en wel beginnende op pagina k van zijn betoog waar bezorgd heid wordt uitgesproken over de monumenten en andere karakteristieke panden binnen onze gemeente en het zoveel mogelijk streven naar het behoud daarvan. Wel op het ogenblik staan ons slechts de in het kader van de Woningwet, de Bouwverordening en de sloopverordening ter beschikking en die bieden niet meer mogelijkheden dan welke we op het ogenblik hanteren. Ik zal die bezorgdheid namens het college willen delen, maar de uiting daarvan die kunt u vinden in het antwoord wat in eerste instantie is gegeven, namelijk de bereidheid om ons te beraden over een monumentenverordening en in het kader daarvan kijken, op grond van de inventarisatie die aanwezig is en die eventueel bijgesteld zou kunnen worden, wat we op dat gebied meer zouden kunnen doen dan op dit moment mogelijk is. Overigens wijs ik daarbij nogmaals op de financiële consequenties. De heer Wijnen die stelt dat er op dient te worden toegezien dat de bebouwing in overeenstemming is met het ingediende ontwerp. Ik kan zeggen dat het college van mening is dat die werkwijze ook de praktijk is zoals door Bouw-en Woningtoezicht gebezigd. Wat betreft het hoge ziekteverzuim bij gemeentewerken. U vraagt of het college niet kan informeren over de oorzaken daarvan. Ik zeg u toe dat in de januari-vergadering van de commissie openbare werken en ruimtelijke ordening een notitie daarover aan de orde zal komen. Zoals u wellicht zult begrijpen mogelijk in het besloten gedeelte daarvan. Wat betreft de opmerking onderaan pagina of het college niet per se vasthoudt aan een ongelijkvloerse kruising in de nabijheid van de genoemde overweg, dat betreft de overweg Molenstraat, maar bereid is om andere alternatieven te bezien. Ik denk dat het altijd on verstandiger is om op zaken die op een redelijke termijn mogelijk zouden kunnen gaan spelen om daar nu een standpunt over in te nemen wat onwrikbaar zou zijn. kunt net zo min als ik de toekomstige ontwikkelingen helemaal inschatten, maar ik sluit niet uit dat een gewijzigde situatie aan de spoorwegovergang zijn invloed zou kunnen hebben op het moment dat de commissie tot een advies gaat komen. Dan geeft u een kort relaas van een aantal gebeurtenissen in het verleden rond de haven, met name het verslechteren van de waterkwaliteit en de kosten die daarmee gemoeid zijn. Nou ik heb daar met genoegen nog eens kennis van genomen. U hebt dat heel kort en bondig nog eens weergegeven. Ik zou toch nog willen verwijzen voor wat betreft de hele havenproblematiek naar de ontwikke lingen die zich de laatste drie maanden hebben voorgedaan in de commissie open bare werken en ruimtelijke ordening, waar we zover zijn zoals u weet dat de mogelijkheden zich meer hebben toegespitst op een viertal financieel nogal uiteenlopende mogelijkheden, allemaal geënt op het openhouden van de haven. Ik denk dat we ten aanzien van de haven op zich de besluitvorming daaromtrent moeten afwachten. Wat betreft het Turfhoofd, daar pleit u voor de nodige be scheidenheid. Die wil ik best met u delen. Ik denk dat het een meer algemeen geworden regel is dat we met zo^beperkt mogelijke middelen tot een zo functio neel mogelijke werking van de haven proberen te komen. Ik ben ook blij dat u niet teruggekomen bent op een eêrder door u zelf tamelijk luxe voorstel, namelijk het aanleggen van een hellingbaan aan het Turfhoofd. Zo ziet u maar, dat is nog niet eens zo lang geleden. Het is altijd voorzichtig om de zaken tijdig bij te stellen. Wat betreft uw vragen naar aanleiding van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen. De suggestie om omwonenden daarvan in kennis te stellen neemt het college graag over. We zullen ons via de commissie openbare werken en ruimte lijke ordening ook beraden op de wijze waarop dat het beste vorm kan krijgen. Dan maakt u een opmerking over de toegankelijkheid van openbare gebouwen. U staat daarin niet alleen. U zegt het voorstel van de V.V.D. om de investering die voor de komende vier jaar is gepland om die in '83 uit te voeren, u zegt dat voorstel van de V.V.D. te willen steunen. Ik heb het ook beluisterd bij de heer Den Braber en ik stel voor dat we bij de tweede wijziging die investering van viermaal 3»^00,meenemen. Dat betekent wel dat er een meer-kapitaallast van 1.500,mee gemoeid is. Dan kom ik aan de opmerking van de heer Jongenelen betreffende de oversteekplaats Linnaeuslaan-Bosschendijk. De heer Jongenelen is niet helemaal juist als hij zegt dat ik verwezen zou hebben in mijn antwoord naar de openbare vergadering van 30 november j.l. Dat kwam in het antwoord wel voor maar niet bij dit punt. Ik heb geantwoord dat het plan bij de provincie ligt op het ogenblik en ik zeg u wel toe dat we zullen informeren hoeveel tijd

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 193