-28-
wat wij daarvoor kunnen doen is u informeren met de informatie die ook wij ont
vangen en het gaat wat te ver vinden we om te zeggen van nou dan moet je daar
voor vergaderingen bijeen roepen. In de vergaderingen die er zijn zijn we van
mening dat we dat aan de orde kunnen stellen. Met betrekking tot de bereikbaar
heid van het college wil ik u zeer nadrukkelijk zeggen dat wij per se op geen
enkele wijze een exclusief karakter willen geven aan het kunnen bereiken van
de leden van het college. Er zijn bij de receptie vaste uren bekend, die in zijn
algemeenheid worden aangehouden om de werkzaamheden daarin te plannen en wij
zijn wel bereid om na een zinvolle periode van bijvoorbeeld een jaar eens in
het college te evalueren of de conclusies waarmee we van start zijn gegaan
of die nog wel correct zijn en of wellicht toch het vaste spreekuur overwogen
zou moeten worden. Dat bestond overigens in het verleden alleen voor mijzelf.
Dat is al weer een aantal jaren geleden. Met betrekking tot de wat suggestieve
opmerking over het van de ene portefeuillehouder naar de andere schuiven. Er
wordt voorkomen dat een portefeuillehouder al met een zaak bezig is, althans
dat wordt getracht, terwijl het eigenlijk de verantwoordelijkheid van de ander
is. Het is verstandig elkaar daarin niet voor de voeten te lopen. Verstandig
niet alleen voor de verhoudingen binnen het college, maar zeker ook voor de
belasting van de burgers en ik denk dat het per saldo zeker onder de burgers
positief zal worden ervaren. Met betrekking tot de planmatige aanpak van de
aktiviteiten in het kader van de jumelage met Putte kan ik de heer Wijnen
geruststellen. Het gebeurt op de wijze ongeveer zoals hij het vraagt. Misschien
zal het wel exact zo zijn op de wijze zoals die het vraagt. De coördinator,
de heer Achterberg, vangt in feite alle initiatieven op. Aan de hand van die
initiatieven wordt overleg gepleegd, er wordt onder andere ook gelet op het
bedrag wat er voor ter beschikking is en er wordt gelet op de aard van het
pakket van het ene jaar naar het andere toe. Met betrekking tot de vraag die
de heer Wijnen nog had over de beantwoording aan de heer De Hoog over het
sociaal-economisch beleid. De zin waarin werd aangekondigd dat ze daar aan
begonnen waren werd vervolgd door een aantal uitwerkingen. Ik mag u verwijzen
naar het antwoord op pagina 3. De opmerking die de heer Wijnen maakt rond het
bedrag van 25.000,verwoordt naar ons idee duidelijk de ondertoon die ook
in het antwoord van het college van B. en W. was te vinden. Mijnheer Jongenelen
vraagt om een verplaatsing van de snelheidscontrole. Ik zeg hem graag toe dat ik
dat met de politie zal bespreken. De heer Van Hoek die gaat uitgebreid in op de
positie van de bestuurlijke bezuinigingswerkgroep. We hebben daar in eerste
instantie over geantwoord. Ik zou daar naar willen verwijzen. Dat betekent
dus dat ze daar wel op terugkomen, dat duidelijk gaat om de raad die besluit.
Ik hoop dat ook het C.D.A. aan dat overleg blijft deelnemen en de overwegingen
om dat niet in het openbaar te doen voorlopig mee wil onderschrijven. Wij zijn
van mening dat dat en dat is helemaal niet om geheimzinnig te doen, maar dat
dat functioneel is in deze situatie omdat de suggestie die door iemand aan de
orde wordt gesteld in dat kader dan ook rustig onderzocht kan worden voordat
er mensen onmiddellijk conclusies gaan trekken met betrekking tot hun eigen
positie. Aan het adres van de heer De Hoog met betrekking tot het selecteren
van burgerkandidaten voor commissies wil ik de heer De Hoog er op wijzen dat het
de taak van het college van B. en W. is om de besluitvorming van de raad voor
te bereiden. Wij achten het niet wenselijk dat waar de hele raad moet beslissen
een deputatie uit die raad betrokken gaat worden bij de selectie van de kandi
daten. Met betrekking tot de herhaling van de vraagstelling over de kosten van
excursies van de raad moet ik de heer De Hoog zeggen dat het college van mening
is dat we ons in eerste instantie gegeven antwoord handhaven en de gemeenteraad
ontraden om op uw suggestie in te gaan. Met betrekking tot de relatie, de binding
van de politie-ambtenaren met de bevolking kan ik de heer De Hoog zeggen dat dat
vooral wordt nagestreefd door een zo gespreid mogelijk wonen van de betreffende
ambtenaren. Niet in de huizen die op een bepaalde plaats gezamehlijk vrijkomen
maar zoveel mogelijk verspreid over alle wijken. Met betrekking tot het sociaal-
economisch beleid, zaken zoals het sociaal-economisch overleg en het onderzoeken
van de startmogelijkheden ik heb daar al op geantwoord aan het adres van het
C.D.A. Daaraan zijn we begonnen. Het is nog wat te vroeg om daar op dit moment
om resultaten te vragen. Met betrekking tot de woningbouw en de ruimtelijke