-10- reiken. Toen heeft hij andere mensen proberen te benaderen om te kunnen be middelen. De heer WIJNEN: Hij kent de raadsleden toch. De VOORZITTER: Heren, ik moet u onderbreken, een vraag en antwoord moet kunnen, maar ik denk dat de vraag en het antwoord er inmiddels zijn. Het woord is weer aan de heer Wijnen. De heer WIJNEN: De gekozen raadsleden nemen hierin de beslissing en die kunt u bereiken en die waren bereikbaar, maar daar heeft u geen enkele poging toe gedaan. Op 2b augustus heeft u dat niet gedaan en op 20 augustus. De heer DEN BRABER: Mijnheer Wijnen, op dinsdag-avond is Brouwers hier binnen gekomen met de mededeling ik spreek hier niet meer namens het C.D.A. en de rest, want zo duidde hij jullie aan, de rest weigert om te komen. Wat moeten wij dan doen De heer WIJNEN: Dat is helemaal niet waar. De VOORZITTER: Nou er liggen kennelijk niet geheel met elkaar overeenkomende stellingen. Het woord is aan de heer Wijnen. De heer WIJNEN: Nou dat is helemaal niet waar wat de heer Den Braber zegt. Die mensen zijn best bereid geweest en die zijn niet benaderd en ik vind het vreemd dat wij van het begin af aan gepoogd hebben alle raadsleden in het overleg over de college-vorming te betrekken en dat er dan op een gegeven moment als het opportuun is gezegd wordt dan gaan we maar andere mensen bellen, namelijk bestuursleden terwijl het veel meer voor de hand ligt om samen het college te vormen en dat heeft ons ten zeerste altijd verwonderd dat dat achterwege is ge bleven. We konden niet anders zegt de heer Rennings. Nou ik vind dat wel erg vreemd, want b augustus toen kon O.N.S. blijkbaar ook niet anders want toen hadden ze geen kandidaten. Die zeiden van wij hebben geen kandidaten en dat blijven ze tot 2b augustus volhouden dat ze die niet hebben en dan plotseling hebben ze er wel een als die gezamenlijk met een ander gaat opereren. Nou dat is dan voor ons de reden om dan te zeggen van als dan die kandidaat van O.N.S. gekozen wordt dan legt hij zijn verantwoordelijkheid voor de oorzaak van de derde wethouder, want van de C.D.A.-zijde is daar nooit om gevraagd. Die motie van wantrouwen waar u zo met smart naar uitziet die zullen wij niet indienen. U kunt dat misschien vervelend vinden. Wij hebben eerder gezegd dat wij de wethouders zoals die er zijn op persoonlijke basis ruimte genoeg willen geven en dat wij niet de indruk hebben, dus dat herhaal ik, dat ze voldoende tijd vrijmaken voor hun functie en als dat de heer Van Oosterhout betreft dan aanvankelijk zijn portefeuille had moeten in vullen voor sociale zaken en welzijn, nou dan had hij dat nooit op zich moeten nemen. De heer DEN BRABER: Concretiseert u dat nou eens. Nu noemt u de naam Van Oosterhout. Hoeveel tijd besteedt de heer Van Oosterhout aan zijn taak De heer WIJNEN: Dat hebben wij gevraagd en daar hebben wij geen antwoord op ge kregen. De heer DEN BRABER: Ja, maar u beschuldigt De VOORZITTER: Heren, mag ik u vragen de discussie zuiver te houden. Ik denk dat u aan elkaar toch wel zonder de invullingen die u nu vraagt in staat bent om de algemene gedachtengang over te brengen en ik doe een beroep op u allemaal om niet door elkaar te gaan discussiëren, want dan denk ik dat we onrecht doen aan de positie van de heer Wijnen die de gelegenheid moet krijgen om te reageren op de eerste instantie van de anderen. De heer WIJNEN: Ja, D'66 zegt of de heer De Hoog van D'66 zegt dat het C.D.A. manipuleert. Ik denk dat er geen enkele reden is geweest om het C.D.A. van mani puleren te beschuldigen. De procedure die wij gevolgd hebben is totaal open geweest. Wij hebben met alle raadsleden die in deze raad zaten verschillende keren dat overleg gevoerd. Dan gaat u zeggen van het C.D.A. dat wil manipuleren tussen verschillende partijen. Nou wij hebben dat op geen enkele wijze, dat kan ik be loven tot en met, dat wij het op het overleg hier ter plekke hebben aan laten komen en niet geprobeerd hebben om bilateraal tot andere combinaties over te gaan. Dan zegt de heer De Hoog het C.D.A. heeft zijn kansen gehad. Nou ik heb al aange geven dat het C.D.A. de kansen waar zij recht op heeft als grootste partij geens zins heeft gehad. Anderen hebben ons op het beslissende moment daar buiten gelaten. De politieke wil of die nog aanwezig is om mee te doen aan het regeerakkoord, aan het program -akkoord. Ik zou willen vragen aan de heer De Hoog op welke wijze dat

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 173