-9-
derde wethouder komen omdat die man van het C.D.A. niet beschikbaar is, maar
het was dan de man van het C.D.A. die zij daar zelf voor beoogden en juist dat was
de reden dat er een andere ommezwaai is gemaakt. Zij hadden hun keuze bepaald op
iemand anders en naar onze mening is de C.D.A.-fractie degene die bepaalt wie
er namens het C.D.A. zitting zal hebben in het college en de ervaringen met de
onderkruiperijen, zoals ik dat maar noem.
De heer DEN BRABER: En de meerderheid van de raad kiest iemand.
De heer WIJNEN: Ja, nou goed dan had u die keuze er op aan moeten laten komen.
Dat heeft u niet gedaan. U heeft zelf gezegd van wij zullen hem zelf wel gaan be
naderen en kijken hoe dat dan straks valt. Gelukkig is dat inbreken op niks uit
gelopen. Dat hoeven we niet nog een keertje te herhalen, dat er vier jaar geleden
al soortgelijke pogingen zijn ondernomen door de Partij van de Arbeid. Nou
plotseling komen dan de argumenten van de V.N.G. weer eens een keer op de proppen
van"Eengoede raad".Nou die werden niet 4 augustus genoemd, toen bestonden die
blijkbaar nog niet. De heer Rood was dacht ik toen ook al wel minister en de
heer Van Thijn functioneerde toen ook al geruime tijd, maar de overbelasting kwam
pas om de hoek kijken toen er iemand anders dan van het C.D.A. kandidaat-wethouder
moest gaan zijn. Dan zegt de heer Den Braber wij hebben de indruk uit het vlug
schrift dat een van de wethouders te weinig tijd heeft. Nou dat hebben wij inder
daad. Wij hebben daar vragen over gesteld. Ik heb dan in de algemene beschou
wingen nog een keertje herhaald wat de achtergrond daarvan is. Als dat niet het
geval zou zijn, want wij hebben de eerste taakaanvaarding gemaakt en op grond
daarvan heeft een van onze kandidaten gezegd dat hij niet in de gelegenheid was
om wethouder te worden. Komt er dan een andere kandidaat en moet er dan nog een
derde wethouder bijkomen dan is er voor ons alle reden om aan te laten tonen
door de betreffende nieuwe kandidaten dat zij wel in de gelegenheid zijn om vol
doende tijd vrij te maken. Daar zijn naar aanleiding van onze vragen wel antwoorden
op gegeven. Wij hebben gevraagd deze op schrift te willen hebben. Dat lijkt mij
voor het overleg met G.S. ook een hele belangrijke zaak, dat hij maar eens zegt
van zoveel tijd besteden ze er aan en dan zijn wij wel overtuigd hoor, als u dat
zwart op wit kunt aangeven dat dat niet het geval is die indruk die wij hebben.
Dat die wordt weggenomen, want daar zitten we nou al drie maanden mee en het lijkt
ons toch wel eens tijd dat daar een oplossing voor gevonden wordt. De heer Rennings
heeft ook nog een aantal zaken genoemd 14 jaar geleden toen de heer Braat hier
in Oudenbosch functioneerde ja, toen was het wethouderschap, ja dat had een andere
invulling denk ik, dat weet ik niet uit eigen ervaring maar ik vermoed dat wel,
dat dat een heel andere werkwijze was dan op dit moment en werd ook veel minder
betaald zoals ook de heer Klijs gezegd heeft, dus voor wat hoort wat. Ik geloof
dat als je 30.000,verdient in een dergelijke functie dat er dan ook wel wat
tegenover mag staan en dat je dan niet moet gaan proberen om de zaak topzwaar te
gaan maken door nog een derde er in te gaan opnemen. Dan noemt hij argumenten als
minderheden en dergelijke en de schaalgrootte van het aantal minderheden die vraagt
extra aandacht. Nou daar hebben wij nog maar weinig van gemerkt dat dat het geval
is dat je dus gaat zeggen vanwege de minderheden moeten we een derde wethouder.
Dat heeft ook helemaal geen rol gespeeld bij het eerste overleg waarbij ook de
heer Mangelmans aanwezig was op 4 augustus. Toen is ook nooit het argument
van de minderheden ter sprake gekomen. Hij haalt nog een keertje aan dat het
C.D.A. weggelopen zou zijn uit de onderhandelingen. De andere partijen die hebben
de onderhandelingen die door ons geëntameerd waren en waar wij uitgingen dat alle
raadsleden daarbij betrokken te hebben, die onderhandelingen hebben andere partijen
afgebroken. Die hebben gezegd wij gaan niet verder meer op deze voet en zijn over
gegaan tot een andere werkwijze. Ja, die tweede poging dat vind ik nog steeds
verwonderlijk.
De heer RENNINGS: Ontkent de heer Wijnen dat u op 20 augustus 's avonds gebeld
bent door de heer Den Braber met het verzoek of u bij de onderhandelingen wilde
komen
De heer Wijnen: Dat ontken ik niet.
De heer RENNINGS: Oké
De heer WIJNEN: En de tweede keer dan
De heer RENNINGS: De bemiddelingspoging, de heer Den Braber heeft getracht uw
voorzitter te benaderen of die kon bemiddelen, maar die heeft hij niet kunnen be-