-5- tijdnood gekomen, waar wij best ook schuld aan hebben. Dat zit niet alleen bij het C.D.A., maar dat wil ik best erkennen, dat kan ook aan ons gelegen hebben. De knoop moest doorgehakt worden. Ik heb 's-avonds tot kwart over elf nog steeds met het idee rondgelopen van er moet een P.v.d.A.-C.D.A.-college komen. Het C.D.A. was daar niet bij om dat nader in te vullen en toen hebben wij dus die andere oplossing gekozen, die derde wethouder. Inderdaad was een paar weken eerder door ons unaniem afgewezen, maar daarvan is toch van enkele kanten gezegd, in ieder geval van mijn kant en misschien ook nog van meerdere van het probleem is niet definitief van tafel. Wij willen de argumenten die daaraan ten grondslag liggen graag wegen en ons daar nader over uitspreken. Die argumenten zijn dus eerder toen aan de orde gekomen dan dat wij toen op dat moment op het oog hadden. Die argumenten hebben ons althans er toe doen neigen om inderdaad met die derde wethouder met die uitbreiding akkoord te gaan, mede ook in het licht van de vele perspublicaties en commentaren die er inmiddels verschenen waren op het V.N.G.-rapport, de wethouder gewogen, dat in de loop van dit jaar verschenen is en ook uitspraken door Van Thijn, naderhand door minister Rood en zo die toch wel neigen in de aanpassing van de gemeentewet die aan de orde gaat komen, ertoe neigen of die de conclusie hebben eigenlijk dat die wethouder in feite toch wel een beetje overbelast gaat worden. Op zich niet verwonderlijk want het aantal decentralisatiemaatregelen dat begint steeds verder toe te nemen. We zitten nu met het welzijn, we komen straks met de volkshuisvesting, gezond heidszorg en wat al niet meer. Erg boos wordt ik voorzitter, als het C.D.A. ook in zijn vlugschrift zegt van we hebben de indruk dat een van de wethouders niet in de gelegenheid is om de helft van zijn dagtaak op het gemeentehuis te werken. Ik moet het C.D.A. toch dringend verzoeken om dat nou eens met name te noemen. Is dat Van Eijkeren of is dat Van Oosterhout. Hoeveel tijd is die man dan wel op het gemeentehuis en hoeveel tijd moet hij er zijn en als u vindt dat hij onvoldoende functioneert waarom dient u dan geen motie van wantrouwen tegen de betrokken wethouder in dan hebben we tenminste duidelijkheid. Voor zover mijn reactie op wat het C.D.A. zegt. Ten aanzien van de brief die voorligt, voorzitter, het is u bekend dat het voor mij zo nodig niet had gehoeven. Mijn fractie was eigenlijk van mening dat de argumenten die wij begin september hebben op tafel gelegd ter onderbouwing van ons besluit van toen dat die door G.S. wel enigszins in twijfel worden getrokken. Niet allemaal, bijvoorbeeld de buitenlanders, het grote proportionele deel buitenlanders dat wij hier in Oudenbosch hebben daar gaat G.S. helemaal niet op in. Wij zijn niet onder de indruk van de tegenargumenten die vanuit Den Bosch komen. Wij hebben er vrede mee dat u vanuit het college er meent toch goed aan te doen om de argumenten nog eens wat aan te scherpen en gaan akkoord met het verzenden van die concept*- brief. Nog een zaak die daar ook in genoemd wordt en waar de heer Klijs ook op gewezen heeft, dat is de fulltime-burgemeester. Inderdaad is dat zo en we zullen er in een kleine gemeente nooit aan kunnen ontkomen dat de fulltime-burgemeester ook politieke portefeuilles beheerst, maar in de zin zoals het in de brief staat dat het eigenlijk zoveel mogelijk door politiek gekozen figuren zou moeten worden beheerst daar zijn wij het volkomen mee eens. Ik wou het hier voorlopig bij laten. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, waar Den Braber eindigt wilde ik beginnen. Het wordt een steeds weer in herhaling vallen van argumenten. Als ik kijk naar de argumenten die de heer Klijs aanvoert waarom het niet moet, dan begint hij bij wethouder Braat. Als ik het goed heb is dat 12 of 14 jaar geleden. Ik zou dan ook de vergelijking wel eens willen maken tussen de groei van het ambtelijk apparaat en de ontwikkeling van het bestuurlijk apparaat. Hoe triest het ook is de zorg om de bijstand die we 11* jaar geleden hadden en die we thans hebben. De bestuurlijke aandacht die welzijn moet krijgen en die in die jaren waarmee de vergelijking werd getrokken nog vanuit Den Haag volledig werd geregeld. Ten slotte de integratie van de minderheden dat is buiten kijf, daarmee bevinden wij ons op een niveau van een schaalgrootte van Etten-Leur, Roosendaal en Bergen op Zoom. Dat vergt bijzonder bestuurlijke aandacht. Met andere woorden de argumenten van G.S. gaan niet of nauwelijks in op de argumenten uit de gemeenteraad en dat maakt het ook zo moeilijk op welke manier je daar dan weer nieuwe en andere

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 168