-15-
ik nog een heleboel leuke dingen te versieren, als het voor 30-000,kan.
De VOORZITTER: Nou als het plan morgen de toets der kritiek doorstaat dan bent
u bij deze uitgenodigd om eens te komen kijken, naar de tekeningen.
De heer VAN EIJKEREN: Ja, een beetje letterlijk aansluitend op het onderwerp
waar we net over gesproken hebben. Ik heb van omwonenden begrepen dat er
sprake zou zijn van sloop in het pand van Van Aken, hoek Brouwerijstraat.
Ik vraag mij af of dat legaal is, of dat conform de sloopverordening is
De VOORZITTER: Als er geen bouwvergunning is afgegeven is het niet legaal. Ik
zal het signaal meenemen en er morgen werk van laten maken.
De VOORZITTER: Mag ik dan aan het eind van deze vergadering waarin we van een
zestal raadsleden afscheid moeten nemen ook eens van de rondvraag gebruik
maken. Voor sommigen van u zessen is het een teleurstelling dat u niet meer
terugkomt. Voor anderen is het een uitdrukkelijke wens, zij het vanuit totaal
verschillende overwegingen. Bij die overwegingen hoeven wij hier mijns inziens
niet stil te staan. Ik dacht wel bij het afscheid wat u allen gemeen hebt omdat
u vandaag voor het laatst deel uitmaakt van deze vergadering. Op totaal ver
schillende manieren hebt u zessen, gezamenlijk gedurende zo'n tachtig jaar
uw bijdrage geleverd aan het besturen van de basiseenheid van ons overheids
systeem, de gemeente. De kleinste bijdrage aan die 80 jaar, tenminste in jaren,
kwam van de heer Kok. Vier jaren geleden namen we ook al afscheid van hem,
maar door het overlijden aan het begin van deze raadsperiode van de heer De
Veth, begin september '78 kwam de heer Kok in oktober '78 toch weer terug in
de raad. Nou is het niet zo eenvoudig om de bijdrage van de heer Kok aan het
raadswerk te typeren. Meestal gebeurde dat werk binnen de fractie en meestal
spraken anderen, mede namens hem, maar we realiseren ons dat allemaal best
soms dan kon de heer Kok, als hij vreesde dat de discussie of de besluitvorming
de verkeerde kant in dreigde te gaan, flink en vooral ontzettend fel uit de
hoek komen. Voor die bijdrage mijnheer Kok, hartelijk dank.
De heer Kop Jansen werd op dezelfde dag als lid van de raad benoemd als mijnheer
Kok. Midden in een raadsperiode vulden zij beiden de ontstane vakatures in hun
fracties op en dat was op 17 april 1975- Mijnheer Kop Jansen was vanaf dat
moment tot heden onafgebroken lid van de raad zodat ik als tweede bij hem kom.
Zonder twijfel zal ook de heer Kop Jansen een flink deel van zijn werk als
raadslid in fractieverband hebben gedaan. Een zeer bijzonder deel deed hij
als voorzitter van de commissie beschikbaarstelling expositieruimte. Ik heb
het als buitengewoon prettig ervaren en ook het college dat hij zijn deskundig
heden ten behoeve van dit werk heeft willen inzetten en door zijn zorg en die
van de commissie hebben velen de laatste vier jaar kunnen genieten van een
variëteit van goede tentoonstellingen, niet in de laatste plaats ook veel leer
lingen van onze scholen zowel als scholen van buiten, want zelfs die komen.
Hartelijk dank voor dat en voor het andere werk mijnheer Kop Jansen.
Acht jaar raadslid is de heer Van der Graaf geweest. En over zijn aandeel in
het bestuur van de gemeente is veel te zeggen. Misschien krijgt hij nog wel
eens tijd en de aanvechting om zijn ervaringen zelf bij elkaar te schrijven.
Menig toeschouwer van ons gemeentelijk bestuurlijk bedrijf heeft misschien de
indruk dat mijnheer Van der Graaf met zijn inspanningen weinig bereikt heeft.
Vooral in de eerste periode. Ik ben er van overtuigd dat juist het tegenoverge
stelde het geval is. Toch zegt zo'n opmerking dat hij waarschijnlijk niet veel
bereikt heeft tussen de regels door heel veel, namelijk dit dat de heer Van der
Graaf zich enorm voor het besturen van onze gemeente heeft ingezet. Ik durf
het aan om te zeggen: Als geen ander. Dat menigeen niet gezien heeft dat het
ook nog effect had komt waarschijnlijk door de beoordeling van een groot aantal
initiatieven ieder voor zich. Wat de heer Van der Graaf in de eerste jaren be
reikte was dat de op landelijke leest geschoeide principiële politiek zijn
plaats kreeg in ons raadswerk. Hij maakte zich er sterk voor dat politieke
en bestuurlijke beslissingen geen incidenteel karakter zouden hebben maar tot
stand zouden komen door toetsing aan politieke opvattingen en beginselen. Zijn
positie was echter niet die van een oog in het land der blinden. Ik vermoed
dat hij zich meer een roepende in de woestijn heeft gevoeld. Veel kiezers heeft
het werk van de heer Van der Graaf aangesproken, want bij de voorlaatste ge
meenteraadsverkiezingen was hij, in ieder geval zijn partij, de grote winnaar