-1*f-
voor welzijn is. Daarom willen wij geen economie die rekent in procentengroei maar
een economie die de fundamentele behoefte als grondslag neemt. Terug naer
het lokale niveau na deze uitgebreide exercitie. Op lokaal niveau is er nog
steeds een grote neiging om grote politieke zaken over te laten aan Den Haag.
Zich beroepend op "wat kunnen wij daaraan doen" kruipt de gemeente onder groot
moeders rokken. En alhoewel de lokale politiek geen overdreven verwachtingen
mag geven, is een actiever sociaal economisch beleid in onze ogen broodnodig.
In ons verkiezingsprogramma hebben wij een aantal aanbevelingen gedaan voor
een lokaal beleid. Ik herinner u aan enkele punten. Sociaal-economisch overleg,
versterking ambachtelijke bedrijven, evenwichtige afweging met betrekking tot
vestiging nieuwe bedrijven en een ruimer pakket van goederen en diensten in
detailhandel. In het beleidsprogramma, zoals het overeengekomen is van de zomer,
staan in ieder geval een tweetal aktiepunten vermeld. Bemiddeling wordt verleend
dat is punt 1, het initiatief wordt genomen om werklozen met tijdelijke onder
breking van de uitkering de gelegenheid te bieden een eigen bedrijf te stichten.
Punt 2,een produktief onderzoek naar de mogelijkheid van startsubsidies aan nieuwe
jonge ondernemers. D'66 verwacht dat B. en W. deze geformuleerde zinnen ook in
echte aktiviteiten zal omzetten. Tot onze teleurstelling echter mochten we
hierover in de aanbiedingsnota nog niets of niet veel vernemen. Deze ademt nog
de oude geest. Tenslotte willen wij de suggestie doen om te komen tot de re
alisering van een multi-industrieel kleinschalig complex oftewel een verzamel
gebouw voor kleine ondernemeningen met bijvoorbeeld een centrale administratieve
dienstverlening en ondersteuning. Oudenbosch, tenslotte, heeft behoefte aan
meer arbeidsmogelijkheden, maar ook hiervoor geldt dat het zinvolle arbeid moet
zijn. Juist waar contact tussen producent en produkt nadrukkelijk aanwezig is,
zal die zinvolheid ervaren worden. Vanuit de harde economische realiteit naar
het zachte althans door vele als zacht betitelde welzijn. Het welzijnsbeleid
is er op gericht om groepen mensen in onze samenleving die problemen ondervinden
te ondersteunen. Wij willen dat de gemeente extra oog heeft voor een drietal
groepen, te weten de jongeren, culturele minderheden en de niet-actieven.
Het is vooral de economische situatie en de reactie daarop, die de context
vormen voor de huidige problemen van deze groepen.Het was gemeengoed in de po
litiek om te denken dat "wie de jeugd heeft, die heeft de toekomst". Dankzij
emancipatie van de jongeren, hebben ze een redelijk zelfstandige positie ver
worven in onze samenleving. Jongeren zijn niet meer vanzelfsprekend de voort
zetters van de ideeën van ouderen, maar zij zijn wel de toekomst.
Voorheen was de bemoeienis met de jeugd en jongeren ingegeven
door het besef dat jongeren klaargemaakt moesten worden voor de samenleving.
Nu lijkt het alsof men als ouderen-autoriteit afziet van enigerlei bemoeienis
met jongeren uit angst voor confrontatie. De enigste betrokkenheid van de
gemeente bij het jeugd- en jongerenwerk is nu gelegen in het feit dat men als
lokale overheid subsidie verleent voor de aanstelling van een jongerenwerker
bij Try. Alhoewel dit beter is dan niets vrezen wij dat dit beperkt zal blijken
te zijn. Wij hadden graag wat meer initiatief gezien. We vinden het ook allemaal
wat tweeslachtig, want er komt toch ook een coördinator voor culturele minder
heden in dienst van de gemeente. Temeer nu allerlei tekenen, bijvoorbeeld
de aanwezigheid van fascistische jongerengroepjes in Oudenbosch, dat is werke
lijk gebeurd, een dramatisch unicum in de geschiedenis van Oudenbosch, juist
nu die tekenen daar op wijzen, wijzen op het feit dat het ontbreken van een
perspectief in onze maatschappij juist bij deze groep, de jongeren, extra hard
aankomt. Het verschijnsel fascisme en rascisme (zie de Centrumpartij en de
schokkende resultaten van recente enquêtes) komt in allerlei vormen weer op
zetten. Het blijkt dat tijdens een economische neergang simpele verklaringen
omtrent die neergang groepen mensen doet aanspreken. De zonde-bok wordt snel
gevonden en de ons Nederlanders toegeschreven verdraagzaamheid wordt danig op
de proef gesteld. Met alle kracht zal, ook de lokale overheid zich moeten ver
zetten tegen deze rassenwaan. Van de andere kant mag ook verwacht worden dat
de buitenlanders in contact treden met andere delen van de bevolking. Met ver
trouwen bekijken wij de aktiviteiten van de werkgroep niet-aktieven. Hun bijdrage
aan de gemeenschap kan niet genoeg gewaardeerd worden. Maar ten aanzien van de