-6-
De sportraad is wel afgeschaft maar de brede welzijnscommissie is nog maar nauwe
lijks gekozen en is nog niet berekend voor zijn taak. Ondertussen gaat het werk
gewoon door en doen B. en W. voorstellen zonder overleg met de raad en
andere betrokkenen. Al geruime tijd geleden zijn de resultaten van het organisa
tie-onderzoek boven de gemeentelijke organisatie komen te hangen. Wij zouden het
college willen vragen duidelijkheid te geven over de voorgenomen organisatie
structuur. Niets is zo hinderlijk voor de betrokken medewerkers als de onzeker
heid over hun werksituatie. Wij moeten het college daarbij nog herinneren aan
het ongenoegen dat binnen het gemeentehuis leefde en mogelijk nu nog wel leeft.
Wij zouden door het college eveneens geïnformeerd willen worden over de stand
van zaken bij de oprichting van de medezeggenschapscommissie. Een ander punt
betreft de bereikbaarheid van de leden van het gemeentebestuur. Nu wordt er onder
andere in de gemeentegids gesteld dat met de leden van het college een
afspraak gemaakt kan worden voor een onderhoud. Wij zouden er toch voor willen
pleiten-om de openheid naar de burgers zo groot mogelijk te doen zijn en aan te
geven op welk vast tijdstip men de leden van het gemeentebestuur in elk geval
kan bezoeken. Door het verminderen van de vergaderfrequentie van de commissies maar
ook door het verplaatsen van de documentatie voor raadsleden naar Markt
is het zicht van de raadsleden op het gebeuren in het gemeentehuis verminderd,
voor de nieuwe raadsleden zal het zelfs moeilijk zijn hier enig zicht op te
krijgen. Zoals de leden van de sportraad in vroeger jaren de akkommodaties be
zochten en zoals de commissie openbare werken regelmatig een rondrit maakt, zo vinden
wij het gewenst dat de raadsleden kennis kunnen nemen van de organisatie van
de secretarie. De raadsleden kunnen dan inzicht krijgen in de beschikbare in
formatiebronnen, terwijl zij tevens te weten komen wie er zoal op het gemeente
huis werkt. Wij verwachten op dit punt initiatieven van het college. Bij de
totstandkoming van het huidige college heeft de C.D.A.-fractie gezegd alleen
dat college te steunen dat past bij de politieke verhoudingen in onze gemeente.
Wij betrekken hierin ook de opvattingen zoals de politieke partijen die hebben
geuit bij de verkiezingen en op grond waarvan men ven de kiezer het vertrouwen
heeft gekregen. Een interessant punt vormt de gang van zaken bij de onroerend
goedbelasting. Voor de C.D.A.-fractie vormt de verhoging van de belasting een
sluitpost voor de begroting en is geen vaststaand deel van het inkomen van de
gemeente.De aanpassing in verband met de inflatie hoeft in elk geval niet groter
te zijn dan de inflatie zelf, anders dreigt men de inflatoire ontwikkelingen
nog verder aan te wakkeren. Voor de V.V.D. ligt het nog veel uitgesprokener vast.
Tri het verkiezingsprogramma, maar ook nog herhaaldelijk daarna, wijst de V.V.D.
verhoging van de onroerend goedbelasting af. Toch steunt tot ieders verbazing
de V.V.D. -fractie een voorstel om de onroerend goedbelasting in *1983 met k% te
verhogen. De V.V.D. bepaalt zijn mening dan ook niet meer op het verkiezings
programma, maar luistert voornamelijk naar de mening van de Partij van de Arbeid.
Opmerkelijk is ook hoe de V.V.D.-fractie steun aan de aanstelling van een tweede
opbouwwerker heeft kunnen geven. Dat is toch lijnrecht in strijd met de opvat
tingen die er landelijk in die partij leven. De heer Hermans van de Tweede
Kamerfractie heeft zich nog onlangs uitgesproken tegen de geweldige hoeveel
heid koepelstructuren die in ons land bestaan. Of zijn onze plaatselijke V.V.D.-ers
juist weg van de koepelstructuren ?Uit deze gang van zaken maken wij op dat het
college wel de steun heeft gekregen bij de genoemde besluiten, maar wij vragen
ons af of hiermee wel in overeenstemming met de belangen en wensen van de Ouden-
bossche bevolking is besloten. De C.D.A-fractie heeft de indruk dat het regeren in
plaats van het dienen van de belangen van de bevolking het doel is geworden van
het beleid.
De heer JONGENELEN: Mijnheer de voorzitter, in onze gemeente zijn een groot
aantal verenigingen en organisaties werkzaam in de sociaal-culturele sfeer. In
het afgelopen jaar hebben wij daarvan een zeer goed overzicht gekregen. In
deze verenigingen houdt een groot aantal vrijwilligers zich bezig met de sport
en andere vormen van vrije tijdsbesteding. Bij hun werk ontvangen de vrij
willigers ook wel steun van beroepskrachten. Sommige organisaties draaien
echter al jaren zonder hulp van beroepskrachten en zo behoort het ook te zijn.
Bij de verdeling van de financiële middelen leggenechter de organisaties met be
roepskrachten een omvangrijk beslag op de financiële middelen. Dit verschil dreigt