-16- toe aanleiding is. Dus het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Het feit dat de besteding van k/*\2 deel van de subsidie een belemmering zou kunnen zijn bij het terugdraaien. Ik denk dat dat, ja, ik schat in dat dat niet zoveel proble*- men oplevert. Ik heb daar eerlijk gezegd niet direct bij stilgestaan dat dat tot problemen zou kunnen leiden. Daar waar dat echt het geval dreigt te worden, ik zal dat nagaan, daar zullen we dan toch duidelijk een oplossing voor moeten vinden. Op welke manier dat weet ik op dit moment niet, maar ik zeg u toe dat het de aan dacht zal krijgen. Met betrekking tot de opmerking van mevrouw De Raad dat ze het erg vervelend vindt dat de procedure uitloopt, dat het wat verlaat wordt, met name voor de verenigingen. Ik moet u zeggen dat ik dat ook vind. Ik vind dat ook vervelend. De motivering die u in het preadvies heeft gegeven die kan ik niet nader preciseren Ik denk dat heel duidelijk aangegeven is op welk punt dat er vertraging is ontstaan. Misschien dat ik daar een aantal problemen omheen kan aangeven, maar kortom het zit hem heel duidelijk in de werkzaamheden die verband houden met de subsidieberekening en ja, we hebben een aantal jaren geleden gezegd dat er gesubsidieerd zou worden op basis van aktiviteiten. In september jongstleden hebben we het initiatief genomen om daarmee aan de slag te gaan. Daar zit het probleem. Dat de instellingen geïnformeerd dienen te worden. Uiteraard, als wij het ook een vervelende zaak vinden, dat doen we. Dan worden de instellingen uiteraard geïnformeerd hetgeen ook in het preadvies staat, dacht ik. De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, er is vorig jaar al over de subsidie verordening gesproken en toen is er toegezegd dat u het maar in betrekkelijk korte tijd zou doen. Toen is er door de heer Rennings gezegd het duurt vrij lang. Nu wordt het weer een keer vooruitgeschoven. Het is nu nog maar de vraag of we er uit komen. De wethouder zegt we zijn pas laat begonnen met berekenen, maar ik denk dat de klus die op de schouders genomen is toch dermate omvangrijk is dat het nog maar de vraag is of je er inderdaad uitkomt en gezien het tijdschema wat u nu hier opnoemt hebben wij toch de indruk dat er gevaar dreigt dat de mensen halverwege '83 te horen krijgen hoeveel hun subsidie bedraagt. Dan is nog de vraag gesteld door mevrouw De Raad van zijn nou werkelijk ook de organisaties die iets verwachten van ons op de hoogte gesteld van die verdaging. Is dat inder daad ook uitgegaan en is daarin een motivering gegeven waarom dat dat gebeurd is, want wij hebben er erg veel belang bij om een goede relatie tussen de organisaties die subsidie ontvangen dat die ook weten op welke wijze dat dat gebeurt en met een definitieve vaststelling wat daar nou eigenlijk mis gaat. Als je nou ziet wat voor een preadvies dit is wat betreft het duidelijk maken van de vertraging, dan zou ik toch wel graag willen weten welke tekst er uitgegaan is naar de be treffende verenigingen. De heer VAN OOSTERHOUT: Om met het laatste te beginnen. De exacte tekst daarvan is mij niet onder ogen geweest, maar ik ga er altijd vanuit dat als toegezegd wordt dat de verenigingen ingelicht zullen worden en ik denk dat ze overigens pas inge licht zullen worden op het moment dat u vaststelt dat het zo op deze wijze gaat, dan zal dat heel duidelijk ook omdat wij natuurlijk hechten aan een goede relatie met verenigingen en de instellingen zal dat heel duidelijk op een correcte wijze geschieden. Ik denk ook met een motivatie. Ik vind dat ze ook recht hebben om te weten waarom dat het vertraagd is. De heer WIJNEN: Dus ze weten het niet. De heer VAN OOSTERHOUT: Ik denk niet dat het gebeurd is. Ze zullen door ons ge ïnformeerd worden. De heer WIJNEN: Nou dan in het lijstje van 1-11 tot 17-11. Daar staat in mede deling instellingen verdaging beschikking. De heer VAN OOSTERHOUT: Inderdaad vandaag is het de 18e, dat heeft u zeer correct opgemerkt De heer WIJNEN: En ik neem aan dat u daar iets van gezien zult hebben. De heer VAN OOSTERHOUT: Dit is een correcte zaak dat u dat opmerkt. Anderzijds zou ik het ook correct vinden, ik denk dat het daarom is achterwege gebleven, dat u eerst vaststelt wat hier precies wel kan en niet kan en dat wij dan pas naar de mensen toe duidelijk maken wat er dient te gebeuren. Misschien is dat wel een foutje wat er nu in zit minder belangrijk dan het feit dat de mensen te horen krijgen wat u beslist. De heer WIJNEN: Ik vind het toch niet juist om de indruk te wekken alsof wij

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 120