zien. Ik laat het bij deze opmerking, maar ik hoop dat de wethouder mijn op merking in zijn beschouwingen meeneemt. Op het punt van de mogelijke inkomsten verwerking. Ja, er is van de zijde van meerdere fracties gevraagd is het toch niet mogelijk een bijdrage van gebruikers te vragen een erg kort en positief antwoord hebben we daar, althans heb ik althans niet gehoord. Op het punt van de onmogelijkheid van een bijdrage aan randgemeenten is negatief geantwoord. Dat is duidelijk tenminste, maar het produktief onderzoeken van een bijdrage van gebruikers, ja, ik zou toch een positiever antwoord van de wethouder daarop ver nemen. Ja, dan het personeelsbeleid, ik moet u eerlijk zeggen dat ik van het ant woord een beetje geschrokken ben. Niet in de precieze kontekst van het voorstel, maar de wethouder geeft een antwoord wat een beetje verder gaat. Hij geeft een voorstop op het mogelijk personeelsbeleid in de richting van het gemeentelijk personeel, althans zo heb ik dat een beetje beluisterd. Met andere woorden het zou dus mogelijk zijn dat op termijn we daar weer te maken krijgen met het op tijdelijke basis aanstellen van personeel. Ik zou toch graag wat helderheid hebben over laat ik zeggen deze uitbreiding van de vraag van mij. Ik moet zeggen dat ik daar toch in enige mate van geschrokken ben. Misschien kan de wet houder mij in tweede termijn geruststellen. Mevrouw KNIEP-KÖHNKE: Ja, mijnheer de voorzitter, even een korte reactie op hetgeen de heer Rennings naar voren bracht over de eigen bijdrage. Ik kan wel met deze suggestie akkoord gaan. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, de wethouder wijst naar de elementen uit het preadvies voor de taakbeschrijving en hij vult dat aan met datgene wat hij bij S.O.J.O. moet doen. Wat ik daarin heb gemist en wat ik erg essentieel vind voor met name de vrijwilligersorganisatie is de permanente kadervorming, want het is prachtig met een beroepskracht, maar we weten allemaal dat S.O.J.O. valt of staat met een groot aantal vrijwilligers en dan gaat het er dus om dat er voldoende mate van toevloed van vrijwilligers mogelijk is,de vorming en begeleiding daarvan, maar ook in de toekomstige situatie zeker bij een jongerenorganisatie als deze dat daar ook, wellicht meer nog dan bij andere organisaties een zekere vlottend- heid van bestuur is om de binding tussen bestuur en jongeren toch overeind te houden en dat wil dus zeggen dat de beroepskracht ook een rol krijgt in de vorming van bestuursleden en ik hoop dat de wethouders mij daar dan toch een stukje zekerheid in kan geven dat dit ook tot de taak van de beroepskracht behoort. De heer VAN OOSTERHOUT: Ja, een enkele opmerking nog ten aanzien van de post onvoorzien die hierin gebracht is. Vanwege het besluit dat in september is genomen is het zo dat er een aantal middelen op de post onvoorzien verschijnen en er is in de begroting van dit jaar een fiks bedrag niet uitgegeven als gevolg van het niet opvullen van vakatures, dus dat denk ik dat de ruimte in de bestaande be groting is. Wat betreft de inkomsten en de onderzoeken van de eigen bijdrage van de gebruikers. Ik heb dat gekoppeld aan de vraag van de heer Rennings daar straks die een soortgelijke vraagstelling opperde. Op dit moment wil ik er eigen lijk niks aan toevoegen. Op dit moment wil ik blijven bij het voorstel zoals het nu ligt, maar het is natuurlijk mogelijk om op den duur of in de loop van de termijn te bezien in hoeverre dan wel financiële mogelijkheden komen binnen S.O.J.O. Als het goed draait, als het als organisatie goed vlot en echt goed van de grond begint te komen dan denk ik dat wij daarover in de komende jaren zeker, we hebben zelfs al een termijn van^-.drie jaar genoemd, waarop we zowel financieel als inhoudelijk zullen afwegen dat we daar zonder meer op terug kunnen komen. Ten aanzien van het personeelsbeleid, of dat nu een voorschot is geweest op het gemeentelijk personeelsbeleid. Nou ik denk dat u daarvan helemaal niet hoeft te schrikken. Ik kan nog meer voorbeelden aandragen die zo dagelijks in de krant ver schijnen. Wij zijn bovendien afhankelijk van de subsidiëring van het rijk waardoor je ook op bepaalde momenten te maken krijgt met een tijdelijke financiering. Ik denk dat u daar echt niets uit moet afleiden en zeker niet van moet schrikken. U moet me helpen, want ik ben de opmerking van mevrouw Kniep even kwijt. De VOORZITTER: Die was gerustgesteld door de opmerking van de heer Rennings. De heer VAN OOSTERHOUT: Dank u wel. Dan nog ten aanzien van de heer Rennings. Als ik zeg dat het werk van de beroepskracht zich met name ook moet richten op het begeleiden van het bestuur, dan zit daarin ook omdat het bestuur bestaat uit

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 118