-7- belasting vaststelt dat dan zo er eventueel sprake van een relatie is bij de besluitvorming rond het verkeer met deze baatbelasting rekening zal moeten worden gehouden en dat we de zaken niet omdraaien. Ik heb twee vragen laten liggen, de vraag van de heer Rennings over het wijzigen van 8 lid 2 en de vraag van de heer De Hoog over dat dubbel pakken. Als die dan beantwoord moeten worden dan hoor ik dat graag dan schors ik direct na uw reactie in eerste instantie of tweede in stantie voor een kopje koffie en dan kom ik na de koffie met de antwoorden terug. De heer VAN WIJK: Mijnheer de voorzitter, als artikel 8, lid 3 in deze vorm voldoende zekerheid biedt dan gaan we er mee akkoord. U somde daarnet wel een aantal uitbreidingsmogelijkheden op, maar ik neem wel aan dat u dan rekening hebt gehouden met de huidige matrix-vorm. Met betrekking tot de suggestie van de heer Klijs om het overgangsgebied ook erbij te betrekken vind ik geen juiste suggestie omdat er altijd is vanuitgegaan dat de ondernemers uit de driepoot de kosten zouden dragen,die hebben ook de inspraak gehad en de anderen niet. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, ik had toch wel graag antwoord op die vraag van artikel 8 lid 2. De heer DE HOOG: Nou ik ga niet verder in op die verdeling ondernemers - niet-onder nemers. Ik zal ook niet aanhouden op het punt van die vrijstellingen. Ik houd wel aan denk ik op het punt van de termijn. Ik vind nog steeds dat ik geen echte argumenten heb gehoord waarom een lagere termijn wettelijk niet mogelijk zou zijn. Misschien kunt u dat toch nog even in uw onderzoek meenemen. Dan het punt van de o.g.b. dat is denk ik toch een punt wat de ondernemers vermag te interesseren. Weliswaar ben ik geen ondernemer, maar ik denk toch dat juist in het licht van deze tijd best eens interessant is om te weten hoe dat nu precies zit. Ik hoop dat u er op korte termijn uitkomt anders dan wordt het later. Ja, het argument dat u gebruikt bij de rente. Met andere woorden u verleidt de ondernemers, een beperkte vorm van verleiding denk ik. Nou ben ik daar vaak heel erg gevoelig voor, maar toch niet vanavond moet ik eerlijk zeggen. Ook daar zijn de argumenten die ik heb gehoord niet erg hard voor mij. Ik zou u toch willenn vragen daar in de volgende termijn op in te gaan. De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffiepauze. Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER: We beginnen met een niet zo moeilijke vraag en dat is de vraag van de heer Van Wijk of rekening was gehouden met de matrix van dit bestemmingsplan. Dat was inderdaad. Met betrekking tot de vraag van de heer Rennings over de rustende ondernemer in relatie tot de gedeeltelijke vrijstelling van artikel 8 lid 2. Daar wordt op het moment dat hij gaat rusten en de onderneming niet meer wordt uitgeoefend artikel 8 lid 1 van toepassing en die geldt dan voor het gehele on roerende goed. Met betrekking tot de vraag van de heer De Hoog over de termijn. Op de eerste plaats hebben we gekeken naar een tarief wat aanvaardbaar is, wat ook niet als te hoog wordt ervaren en we hebben daarbij gekozen voor de afschrij vingstermijn die gebruikt wordt voor de nadelige saldi van bestemmingsplannen. Die worden steeds op J>0 jaar afgeschreven. Vandaar dat we hierbij dezelfde parallel hebben gekozen. Het probleem met betrekking tot de onroerend goedbelasting dat bestaat op zich wel, dat mag je alleen niet los zien van de rest en de relatie tussen de onroerend goedbelasting en de rest is vastgelegd in de discussienota van juni 19Ö1. De discussienota namelijk op grond waarvan de raad destijds besloten heeft en die discussienota zal ik ter inzage leggen in de leesmap, dan kunt u er kennis van nemen. Ik denk dat het te ver voert om er verder op in te gaan Dan de rentevoet. De uitgaven, mijnheer De Hoog zijn gedaan in een periode van 1 april tot 1 september en we hebben de gemiddelde rente over die periode genomen omdat dat gemakkelijk duidelijk is te maken naar degenen die door de belasting getroffen worden. Nou is de rente wat gedaald en nou klinkt het aardig om te zeggen van waarom niet lager stellen. Maar als ik de wedervraag stel van mijnheer De Hoog wat had u gezegd als het 12-J zou zijn geworden. Ja, ik denk dat we het dan snel met elkaar eens zijn dat dat onaanvaardbaar zou zijn tegenover de onder nemers oir- te zeggen nou het is vandaag 18 november en het is wat minder mooi ge gaan we maken er 12j van. Dan vinden we moeten we consequent zijn en ook nu het rentepercentage nemen wat hoort bij de consolidatie op het tijdstip van de uit-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 111