-18'
niet moeten committeren met een handelwijze van burgers en ze daarin zeker niet
stimuleren, een handelwijze van burgers die alleen maar in een aantal gevallen
tot een diepe ellende leidt. Vandaar dat wij dat voorstel hebben gemaakt.
De heer RENNINGS: Ik heb behoefte om op twee opmerkingen van de heer Van der Graaf
te reageren en dat is het voordeel als je in tweede termijn na elkaar spreekt.
Volgende keer draaien we het om. Ik zou toch ook al is het de realiteit dat er
veel werklozen zijn en veel mensen die van een uitkering leven, zou ik dat toch
niet zo centraal willen stellen. Ik denk dat het gaat om je hebt in de samenleving
een aantal mensen die op basis van het inkomen, of ze nu werken of niet afhanke
lijk zijn van de overheid voor hun huisvesting. Er zijn inkomenscategorieën die
daar niet van afhankelijk zijn, maar er wel van afhankelijk willen zijn, dus
de vrije keus en die niet het risico van een eigen woning willen en je hebt mensen
die dat wel willen en in dat verband denk ik dat we wat voorzichtig moeten zijn
om al te veel groepen afhankelijk te maken van de overheid. Ik heb u gezegd,
mijn stelling, onze stelling is dat de overheid niet alleen het probleem op kan
lossen. Dat deze ontwikkeling van de laatste jaren ertoe heeft geleid dat er
weinig particuliere initiatieven zijn geweest om voor eigen woonruimte te zoeken.
Ik denk dat de overheid dat tot een behoorlijke prijs moet stimuleren om die
ontwikkeling van de afgelopen jaren om te buigen en u zegt dan stimuleren ja,
tot de dood er op volgt. Ik denk dat je dan met elkaar moet praten wat verstaan
we dan onder dood en we praten dan natuurlijk niet over de fisieke dood, we hebben
het over een bepaalde vorm van leven. Nou, ik denk dat anno 1980 we in een andere
situatie leven dan 10 jaar geleden en als mensen nu daar een auto voor op willen
geven om die eigen woonruimte te hebben die vrijheid te hebben om daar in hun
eigen woning te knutselen en te sleutelen. Als mensen daar bepaalde andere levens
wijzen voor opgeven om die woonruimte te bezitten, te ontwikkelen om daar in
te leven, dat zou je een bepaalde vorm van afsterven kunnen noemen, maar ik zou
dan ook wel eens willen kijken naar die andere vorm van leven, want ik denk dat
die onder bepaalde omstandigheden veel beter tot ontwikkeling komt. Ik denk dat
je daar als overheid niet al te scherpe grenzen voor moet stellen, dat je mensen
die kansen moet geven. Ik denk dat je je als overheid moet realiseren dat je
stok nou eenmaal niet zo lang is dat je dat voor alle Nederlanders kunt regelen
en naarmate je grotere groepen volledig afhankelijk maakt van de woningen die
de overheid kan realiseren, naar die mate zal het aantal woningzoekenden noodge
dwongen nog verder toenemen en vandaar dat in onze visie best enig risico kan
worden gelopen. Zeker als het gaat naar de maatstaven die we hier in Oudenbosch
hanteren en waarvan het verleden heeft geleerd dat er natuurlijk pijnlijke situaties
zijn geweest, maar gelukkig is het aantal executoire verkopen waarbij de ge
meente echt moest inspringen tot het uiterst minimum beperkt gebleven en tegen
dat licht bezien vinden we het aanvaardbaar om dit beleid voort te zetten.
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Graaf die zegt
noodgedwongen situatie. Ik denk dat die noodgedwongen situatie waarin die mensen
zitten dat dat een gegeven is waar we gewoon van uit moeten gaan. Dan kunnen
we wel zeggen van ja, dat vinden we niet aanvaardbaar, maar die mensen zitten
gewoon in die situatie, die kunnen gewoon geen kant op. Niemand levert voor hun
een huis, nou goed, dan moeten ze toch wat doen en als ze dan die last op zich
willen nemen, dan denk ik dat dat een welkome bijdrage is tot het stimuleren
van de woningbouw en dat geld is er voor nodig, want op een andere manier komt
het er niet. Dus we zullen er van uit moeten gaan dat mensen als ze die weg willen
bewandelen dat we ze daarin ook moeten helpen. Dan wou ik nog iets zeggen over
die contactuele sfeer. Nou ik had eigenlijk de bedoeling te zeggen dat mensen
die een krediet opnemen en zich verder nooit meer bij de bank vervoegen en aller
lei dingen dus zonder voorkennis en eigenlijk bedoelt de heer Van der Graaf dat
in zekere zin ook, door te zeggen van mensen die meerdere leningen afsluiten
en geen toestemming vragen, maar dat mensen heel los van laten we zeggen van
het overzicht van de financiële positie iets kunnen besluiten en dat niet voorleggen
aan degenen bij wie ze verplichtingen hebben aangegaan, namelijk de bank dat
daardoor juist grote problemen kunnen ontstaan en dat er dan een hele moeilijke
situatie kan ontstaan doordat die mensen dan niet op tijd met het geld over de
brug kunnen komen als het nodig is en dat is eigenlijk de bedoeling van mijn
opmerking geweest. Dat, laten we zeggen, het al te zeer vrijelijk opstellen ten
opzichte van de kredietverschaffer dat dat problemen zou kunnen geven en als