-14-
zoals verwoord in dit stuk. Het standpunt om de garantieverlening op de wijze
zoals omschreven voort te zetten. Dat vinden wij juist en degene die verantwoorde
lijk is voor zijn eigen woongenot, die moeten wij daarin de gelegenheid geven.
De heer Van der Graaf noemt dat een galg of een strop, maar ik denk dat de mensen
daar zelf ook behoorlijk attent op zijn en dan zou het toch wel heel onjuist
zijn nu het wat slecht gaat met de woningsituatie en dat de huizenbezitters die
in een moeilijke situatie gekomen zijn om dan te gaan zeggen van dat trekken
we maar in, want het is natuurlijk zo achteraf gezien zitten er natuurlijk een
aantal mensen in een moeilijke situatie, die hebben misschien wel te duur gekocht,
maar die problemen zijn al voor een deel teruggebracht door de verlaging van
de prijs, dus je krijgt al een andere verhouding dan er een paar jaar geleden
was, omdat de koopprijzen van de woningen al gedaald zijn en nu ga je dan zeggen
van zou voor die nu aan te gane koopprijzen willen we ook de garantie nog aan
kant doen. En nu zou u eigenlijk willen dat juist voor die dure woningen dat
daar de garantie niet voor van toepassing zou behoeven te zijn, dat daar zich
mogelijkerwijs problemen kunnen voordoen. Daarom vind ik het onjuist om van deze
regel af te gaan. Het is natuurlijk zo bij het verlenen van een krediet moet
je er van uit gaan van een bepaald vertrouwen dat je nou de koper van een huis
toedicht. Ik veronderstel dat die man de goede wil heeft om zijn krediet af te
lossen en ja als hij denkt dat hij niet terug wil betalen dan is het eigenlijk
een hele slechte basis voor kredietverlening. Dat is altijd zo geweest. Je moet
er van uitgaan dat die mensen toch die goede wil hebben om terug te betalen en
dat ze niet allerlei andere vreemde dingen zouden gaan doen met het geld wat
hun ter beschikking komt op een bepaald moment, want dan zal dat ook wel blijken.
Ik dacht dat er ook wel voorbeelden van zijn van gevallen dat er niet terugbetaald
wordt dat er dan ook, of dat er gekocht moest worden dat er dan juist in de
bepaalde contractuele sfeer de problemen lagen en dat lijkt me juist geen goede
basis om in zijn algemeenheid toe te passen. Van de andere kant moet je ook nog
bedenken bij het verlenen van deze garanties, zo deze mensen niet zelf voor een
huis zouden kunnen zorgen zoals ook de heer Rennings al zegt, dat er dan extra
zorgen komen van de overheid en misschien moeten we dan toch tot onze spijt
bekennen dat we die mensen niet aan huizen kunnen helpen en als ze er al krijgen
dan zal er ook nog een bedrag van overheidswege mee gemoeid zijn. Dus ik denk
dat, ik kan het niet overzien wat het een ten opzichte van het andere gaat kosten,
maar het risico dat lopen ze dan in eerste instantie zelf, degene die het krediet
neemt en vervolgens zijn er ook andere partijen bij betrokken die het beter kunnen
dragen
De heer VAN HOOF: Ja, voorzitter, dit onderwerp is onderwerp van discussie geweest
in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik heb me daar geschaard achter
het idee van de heer Van der Graaf dat we geen garantie zouden moeten geven wanneer
de lasten stijgen boven 23% van het inkomen Ik vind dat er te gemakkelijk over
dat percentage heengegaan wordt. Ik ga er toch van uit dat dat een percentage
is dat niet zomaar tot stand gekomen is. Het is een beredeneerd percentage wat
aangeeft de maximale lasten die voor een gemiddeld huishouden nodig zijn om in
ieder geval het resterende gedeelte nodig te hebben voor de rest van het huishouden.
Ik vind, mijn argument indertijd daarbij is voornamelijk geweest niet het feit
dat de gemeente eventueel aansprakelijk gesteld wordt voor tekorten die eruit
voort zouden spruiten, maar het feit dat wij ervoor moeten waken dat burgers
dingen doen waar ze niet het inkomen voor hebben en zuiver uit het oogpunt van
bescherming van de burger is bij mij een belangrijker aspect, schaar ik me toch
achter het voorstel van de heer Van der Graaf om het percentage van 23% te hand
haven en wanneer de lasten boven het percentage uitstijgen geen gemeentegarantie
te verlenen.
De heer VAN HOEK: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb in de vergadering van de
commissie voor algemene en bestuurlijke zaken deze zaak al uitvoerig besproken.
Deze discussienota is wat dat betreft ook zeer duidelijk. Ik vind dat de mensen
die kiezen voor een eigen woning het zelf moeten bepalen. Ik ga dan ook akkoord
met het gevoerde beleid van B. en W. in deze.
De VOORZITTER: Als ik allereerst mag beginnen met de beantwoording van de heer
Van der Graaf. Hij opende met te zeggen van het valt tegen dat het zo lang moet
duren voordat er zo'n nota op tafel ligt. Mij staat nog steeds voor de geest
dat wij de afspraak hadden gemaakt naar aanleiding van een vraag uwerzijds dat