-9- Van der Graaf uit het toekenningsbesluit of het desbetreffende besluit heeft voorgelezen. Ik denk dat deze gemeente de hogere vergoeding van raadsleden wel degelijk kan betalen. Ik denk dat er iets anders meespeelt, dat je ten opzichte van de situatie van het tijdstip waarop die vergoedingen voor raadsleden zijn vastgesteld en nu, dat je zo ernstige twijfels kunt hebben of de vergoeding van raadsleden wel gelijke tred houdt ten aanzien van de ambtenarensalarissen. Ik denk, om maar eens twee dingen te noemen die er geen invloed op hebben, dat zijn de inhoudingen '81 en '82 die op deze vergoeding totaal geen invloed hebben. Nogmaals voorzitter, ik voel er niets voor om de discussie uit de commissie nog eens een keer te herhalen. Ik denk dat we uit het voorbeeld van de Tweede Kamer misschien wel wat lering zouden kunnen trekken en er niet al te veel over discussiëren. De opmerking voor als deze vergoeding voor raadsleden die voor eigen rekening verlet moeten nemen dat een belemmering zou zijn. Ik denk dat het dan goed is om bij de installatie van elke nieuwe raad vast te stellen welke faciliteiten raadsleden hebben en als er inderdaad die situatie is.... De heer VAN DER GRAAF: Dat is strijdig met de wet. De heer RENNINGS: Nee, dat is niet strijdig met de wet. De heer VAN DER GRAAF: Dat wordt juist in de toelichting zo duidelijk gezegd, dat die koppeling niet gelegd mag worden. Dat betekent dat je uit moet gaan van de laagste mogelijkheid. De heer RENNINGS: Dan zul je de laagste mogelijkheid toch een keer vast moeten stellen.Nou ik zou me kunnen voorstellen dat je bij ieder begin van de raadsperiode je toch afvraagt. Nee, laat ik dat voorstel maar niet doen. Ik laat het erbij. De VOORZITTER: Ja, de heer Van der Graaf duidt op de motivering en de voorschriften die de memorie van toelichting daar omtrent geeft, althans de indicatie die hij daar omtrent geeft heb ik denk ik dat die voor het grootste gedeelte inderdaad gelegen is in de discussies die we in twee instanties of eigenlijk bij twee begrotingen bij de vaststelling van de begroting in het kader van de algemene beschouwingen aan de orde hebben gehad. Ik denk dat het verzoek van de heer Rennings om die overwegingen hier ingelast te beschouwen op zich ook eigenlijk heel erg zinvol is. Ja, de suggestie van de heer Van der Graaf om die 20% ruimte op een andere wijze te besteden is eerder aan de orde geweest. De raad heeft, of althans de commissie heeft daarover gediscuteerd. Na een aantal discussies is er het voorstel uitgekomen zoals we dat in onze vergadering van januari hebben geformuleerd en wat eigenlijk hier vertaald is. Vertaald in die zin dat we gezocht hebben naar een mogelijkheid. Ik heb dat aan het einde van de discussie toen ook gezegd, hoe persoonlijk een wilsverklaring zoals het hier dan genotuleerd was, was nogal een omslachtige weg. Dus we hebben ons afgevraagd van is er geen eenvoudigere weg die daartoe kan leiden. Ik wil het onmiddellijk toegeven, ik vind dat persoonlijk ook een weinig charmante, terugwerkende kracht moet je niet aan iets geven, want daardoor komen mensen te kort op wat ze aanvankelijk als normaal uitgangspunt mochten beschouwen, maar het was een mogelijkheid om het te doen. Het had daarbij zelfs fiscale voordelen heb ik begrepen uit de voorbereiding. Ja, nou ik kan me de overweging van de heer Van der Graaf best voorstellen als hij zegt had als college maar met een nota gekomen, alleen de relatie leggen naar de hand leggen op eigen portemonnaienou dat vind ik niet helemaal fair. Ik denk dat het punt wat zeker bij de raad aandacht verdient gegeven is van de belemmeringen die opgeroepen zouden kunnen worden voor toe komstige of potentiële toekomstige raadsleden, ja, die zorgvuldigheid zult u inderdaad als raad op moeten brengen dat het niet zo wordt dat alleen maar een kleine groep of een groep waartoe een aantal mensen niet behoren in staat zullen zijn om het raadslidmaatschap uit te oefenen vanwege financiële consequenties die er aan verbonden zijn en ik hoop dat u dat bij uw overwegingen wilt betrekken. Wij hebben daarmee dacht ik een duidelijke situatie in de raad. De fractie van de heer Van der Graaf wenst zeker niet aan deze regeling mee te werken, niet werkend naar de toekomst en ook niet met terugwerkende kracht begrijp ik. Wilt u een hoofdelijke stemming over het voorstel, mijnheer Van der Graaf, of hebt u voldoende aan een aantekening van het feit dat uw fractie geacht wil worden tegen te hebben gestemd De heer VAN DER GRAAF: Ik weet niet of er twijfelaars zijn. Ik denk dat een hoofdelijke stemming niet onaardig is. De VOORZITTER: Oké,dan doen we dat.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 70