-18- nemen van de rekeningen en de verdere financiële positie van de scholen. Ik denk dat dat wel degelijk een maatstaf mag zijn ten tijde van ombuigingen en bezuinigingen dat de middelen gehaald worden waar ze op een bepaald moment zijn. Ik denk ook niet dat de schoolbesturen daar problemen mee zullen hebben wanneer er bij het een of het andere schoolbestuur aanzienlijke middelen via reserves zijn opgebouwd, dat bepaalde scholen met een minder bedrag per leer ling genoegen zullen nemen. Ik denk dat wanneer we de bezuinigingscommissie effectief willen laten gaan werken dat we inderdaad naar dit soort elementen moeten gaan zoeken dat we de prioriteit duidelijk moeten leggen en dan heeft het onderwijs bij mij een zeer grote prioriteit. Ik vind dat we in de mate waar mogelijk is hiervan moeten proberen om kwalitatief op dezelfde niveaus te blijven. Nogmaals de bezuinigingscommissie die zou daar naar mijn mening zich op kunnen werpen met medewerking van de schoolbesturen en ik denk best dat we dan op die manier toch tot het resultaat komen waar iedereen tevreden mee zou kunnen zijn. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, we hebben nu al verscheidene jaren met dit probleem te maken gehad in deze raadsvergadering en steeds weer levert dat voor ons problemen op. Eerst hadden we geen inzicht in de uitgaven van scholen. Nou inmiddels krijgen we dan cijfers, maar die zijn weer een paar jaar oud en van de Isaac da Costaschool hebben we dan voor '82 bedragen gekregen, maar van de anderen moeten we het baseren op de uitgaven die voor 1980 zijn. Nou dan weet je niet wat voor vast bedrag er nu weer uitkomt of je het te hoog of te laag gaat vaststellen zoals ook de heer Van der Graaf dat al heeft aangegeven. Het voorstel wat nu ter tafel ligt, nou dat gaat aan de ene kant mank vind ik ten opzichte van de voorgestelde ver hoging van het ambtelijk advies. Dat geeft dus toch aan dat er een bepaalde doorgeefmogelijkheid is endaar wordt door het college van afgeweken en als we er nu van uitgaan dat het bedrag van ^53 jvan vorig jaar naar ons inzicht redelijk was en dat er nu blijkt dat er toch diverse kosten van ver warming, salaris en dergelijke gemaakt moeten worden, dan zitten we echt wel met het probleem van is het ook niet reëel wat daar gesteld wordt die verhoging opgevoerd tot ^65,per leerling. Dan zou ik er ook nog bij willen opmerken dat de opstelling van het preadvies die is ook gekomen na of nee, die is voorafgegaan aan het besluit van de staatssecretaris om de Isaac da Costaschool als een normale school te beschouwen en dat is toch een school waarvan we nu de bedragen kennen. Nou die zou dan ook mee moeten gaan doen, dus 532,per leerling op zijn begroting en wij stellen dan het be drag een stukje lager vast. Ik denk dat we dat toch met de nodige voorzichtig heid moeten doen en we hebben wel eens eerder over die reserves gesproken groot onderhoud. Nou ik denk dat er best het een en ander nodig is aan onder houd, want als ik nou eens naar de onderhoudskosten kijk van de gemeente,die worden ook regelmatig opgevoerd. Er zijn er bij die worden met 3% verhoogd. Ik noem maar iets een tuinbouwschool, wat dus ook een soortgelijke voorzie ning is die heeft ook een onderhoudsfonds wat tegen de 10.000,aanzit. Nou dan denk ik toch dat je van het bijzonder onderwijs ook geen wonderen mag verwachten. Vooralsnog zien wij nog geen reden om af te wijken van het ambtelijk advies en wij zouden eigenlijk het bedrag per leerling verhoogd willen zien tot ^65,Bovendien stelt u wel dat u de indruk heeft dat er wel het een en ander bezuinigd kan worden, maar u geeft ook niet aan op welke wijze dat zou kunnen en bovendien als je goed gaat bezuinigen dan denk ik dat je dat ook geleidelijk moet doen en niet met de botte bijl moet zeggen van en nou moet het onderwijs dat en dat inleveren, want voor ons heeft het onderwijs een prioriteit. Een vergelijking met het sociaal-cultureel werk, ik denk dat die vergelijking in dat opzicht niet helemaal opgaat. De VOORZITTER: Mijnheer Van der Graaf, die wijst op het feit dat er nog maar van een beperkte bruikbaarheid van de stukken sprake is. Nou, dat zal niemand ontkennen, dat is duidelijk. De verbetering zet zich door, maar langzaam. Overigens nu we toch over cijfers beschikken die we kunnen plaatsen in jaren waarvan we kunnen zeggen van nou en ten opzichte daarvan, van het jaar waarover we nu praten, kennen we dan de relaties van die jaren en dit jaar weer, geeft

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 43