-17-
school die tot voor kort een ontheffing had van de minister om vergeleken te
worden met de andere scholen in Oudenbosch, maar het laat ook iets zien
over de reservevorming van het groot onderhoud en bij de andere scholen moeten
we daar maar naar raden. Er is een indicatie, daar waar de Bukehof in niet
onbelangrijke mate uit die reserve heeft geput, maar het geheel biedt toch
weinig mogelijkheden om als gemeentebestuur terugkijkend naar de zorgen die
we aan de ene kant hebben naar het onderwijs en waarop daar waar de posten
het onderwijs direct betreffen niet op bezuinigd mag worden, maar op de andere
posten. In het licht van het nieuwe beleid zal wel degelijk gekeken moeten
worden of het niet anders en niet tegen minder geld kan. Wij hebben het voor
stel zoals het hier ligt om b53,per leerling uit te betalen en dus de
uitkering '82 op hetzelfde niveau te laten plaatsvinden als in 81 is afgezet
tegen datgene wat we bij de begrotingsbehandeling ten aanzien van de subsidiëring
als beleid hebben gekozen. Daar hebben we gezegd: De subsidies blijven op
het niveau 1981 en dat betrof al die instellingen die van gemeentesubsidie
afhankelijk zijn. Op die algemene regel was één uitzondering en dat betrof de
personeelskosten. Welnu als we die beleidslijn en er staat me vaag bij dat
we bij het uitzetten van die beleidslijn ook gezegd hebben de uitkering voor
de exploitatievergoeding aan het lager onderwijs, als we die beleidslijn
kiezen dan zou je de loonkosten die in deze ^53izijn verdisconteerd en
dat is met name het schoonhouden van lokalen, daar zou je dan de loonkosten
stijging die vorig jaar 2,9is geweest op moeten zetten. Welnu, van twee
scholen liggen de kosten van schoonhouden ter inzage en van andere scholen
niet. Dus ik ben daar bij de berekening uitgegaan van de cijfers over '80 en
dan neigt onze fractie om voor te stellen het voorstel van het college niet
te volgen, maar de uitkering vast te stellen op b-57zijnde b53,
vermeerderd met de verhoging van de loonkosten die is verdisconteerd in de
exploitatievergoeding voor het lager onderwijs. Ik denk dat we dan de beleids
lijn die we in de grote sectoren van het welzijnsbeleid gevolgd hebben ook
nu volgen. Ik denk dat we daarom tevens toch willen we in de toekomst die
vergoeding op een juiste wijze vaststellen, aan moeten dringen bij het bij-?
zonder onderwijs om in navolging van het protestants-christelijk onderwijs
ook de balansen te overleggen. Ik wacht graag het antwoord van het college
af bij het vaststellen van ons definitieve standpunt.
Mevrouw KNIEP-KÖHNKEMijnheer de voorzitter, ten aanzien van dit punt zou ik
het volgende willen opmerken. Jaarlijks stelt de gemeenteraad het bedrag
vast dat per leerling beschikbaar wordt gesteld ter bestrijding van de
materiële exploitatiekosten. Dit bedrag is naar mijn mening de basis voor de
exploitatievergoeding voor de in de gemeente gevestigde bijzondere scholen.
Naar mij bekend zijn de normvergoedingen zoals die door het rijk worden uit
gekeerd al vele jaren te laag. Dit betekent dat de gemeente jaarlijks uit
eigen middelen aanzienlijke bedragen moet betalen. Nu ook de gemeenten ge
dwongen worden verder te bezuinigen en de financiële middelen het niet toe
laten om extra uitkeringen te doen zullen de scholen hoe betreurenswaardig
dit ook is eveneens moeten trachten met het hun toegewezen budget per leer
ling rond te komen. Ik ben dus met het college van mening dat het bedrag
van ^53,per leerling moet worden aangehouden. Tot slot mijnheer de voor
zitter wil ik even reageren op hetgeen de heer Van der Graaf voorstelt: 2,5%
verhoging, dat is dan in feite 7,5% verhoging, want het rijk keert naar mijn
mening wat ik gelezen heb in de nota van aanbieding 5°% minder uit. Ik wil dus
blijven bij het bedrag per leerling van ^53»
De heer VAN HOOF: Mijnheer de voorzitter, uitgangspunt in het verleden is
bij mij steeds geweest om het onderwijs die middelen te geven die het nodig
heeft voor kwalitatief goed onderwijs. Of we dit principe kunnen blijven
hanteren is een vraag waar we niet een, twee, drie antwoord op zullen kunnen
geven. In het licht van de totale bezuiniging en ombuiging zal bekeken moeten
worden waar we de prioriteiten leggen. Mijn suggestie is om het thans voor
liggende voorstel te wijzigen in dier voege dat we het bedrag voorlopig vast
stellen op b7>5 jper leerling en later na studie in de bezuinigingscommissie
besluiten tot mogelijke aanpassing en dan sluit ik mij aan bij de suggestie
van de heer Van der Graaf, nadat de bezuinigingscommissie kennis heeft kunnen