-14- het maximaal aantal leerlingen. Wat ik heb gedaan dat is het gemiddelde aantal leerlingen per lokaal in het bijzonder onderwijs en ik denk dat dat een betere methode is, edoch dan kom ik op een wat hoger bedrag uit per leerling dan de heer Rennings en dat zou dus het zijne ook versterken. Zo eerlijk wil ik dan ook weer wel zijn. Ik kom namelijk op 610,uit ex die, oh nee, die 610,dus op die gebruikelijke manier uitgerekend. De heer Rennings wil een paar posten verlagen en hij motiveert dat naar mijn mening heel juist. Ik denk dat het op dit moment een slag in de lucht is. Wij zijn bezig met een nieuwe school waar nog nauwelijks cijfers van be kend zijn en ik denk dat de intentie meegeven aan het college om heel na drukkelijk niet de begroting te willen uitputten, maar toe te zien op een zo zuinig mogelijk beheer van dit geld, eigenlijk voldoende is, want we kopen er niks voor op dit moment. Waar het om gaat, juist omdat die gelijk stelling op dit moment niet aanwezig is door die artikel 55 quater-aanvraag heeft het dus op dit moment geen reële betekenis. Ik zou die stelling in ieder geval wel willen poneren en niet willen overgaan tot op dit moment verlagen van een aantal posten. Zouden we dat overigens wel doen dan denk ik dat de posten 486 en 488 dat die verhoogd zouden dienen te worden, want dat zou dan even reëel zijn tot het bedrag wat je uitgerekend krijgt wanneer je die 2.150,per lokaal meeneemt, wat geschat wordt op het groot onder houd, wat dat kost. Anders krijg je inderdaad een totaal. Nogmaals het lijkt mij nauwelijks op dit moment betekenis hebben. Ik had ook een beetje in mijn hoofd om wat relaties te leggen naar het bijzonder onderwijs-punt wat straks komt, maar eigenlijk denk ik dat het niet nodig is als we dit voorstel aan nemen en dat is inderdaad niet meer dan die aanvraag doen, dan komt de rest straks wel. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, uitgaande van de gedachte dat de bezuinigingscommissie zijn werk gaat doen en dit is toch eigenlijk meer een voorstel om te motiveren waarom dat er een school is in bijzondere omstan digheden, zou ik er voor willen zijn om dit als uitgangspunt te blijven nemen. Mocht het zo zijn dat in de praktijk blijkt dat met een lager bedrag volstaan kan worden dat daar B. en W. zijn bezuinigingsgedachte er toch zeker zelf op zal komen. De VOORZITTER: Ja, de benadering van de heer Rennings is denk ik niet alleen voor de meesten hier in de raad en voor degenen die belangstellend op de publieke tribune zitten erg moeilijk, maar voor mij ook. Ik denk dat het goochelen met cijfers op deze wijze ook eigenlijk aan de essentie van het geheel voorbij gaat. Ik denk dat de benadering van de heer Rennings een te absolute waarde toekent aan de cijfers die hier staan. Daarom is heel na drukkelijk gezegd nu ook bij de begroting dat wij vanwege het korte bestaan van de school te weinig ervaringsgegevens voorhanden hebben en ze daarom ook niet als een begroting die uitgedund moet worden gezien moet worden. Het is heel nadrukkelijk de bedoeling van het college om alleen maar wat be dragen te hebben die voor het grootste gedeelte ontleend zijn aan het bij zonder onderwijs en voor een stuk aan de ervaringen die we zelf hebben op gedaan, maar het is zeker de bedoeling om te trachten om in alle zuinigheid met die posten om te springen en of dat nou gaat om de eerste of om de laatste voor allen geldt met zuinigheid. Dus ik zou ten stelligste willen ontraden om nou op welke post dan ook, omdat we de ervaring missen, een bezuiniging toe te gaan passen. Het analyseren van de posten denk ik, geeft ook een ver keerd beeld van de zaak. De met name de vergelijking naar lokalen toe bij post 492, lokalen in het bijzonder onderwijs, geeft een vervormd beeld omdat de hoofdmoot van de kosten daar zit in het schoonhouden, zit in de verwarming, en als je een grote gemeenschappelijke ruimte hebt en een aantal niet gebruikte klaslokalen die toch in die beide sferen wat vragen en je hebt maar drie lokalen bezet dan betekent dat dat je natuurlijk de evenredigheid met dat bijzonder on derwijs gaat missen. Vandaar dat zo'n post flink doorslaat. De intentie zoals de heer Van der Graaf hem omschrijft is ook heel duidelijk de onze. Niet de begroting uitputten maar alle uitgaven die er ten behoeve van het openbaar onder wijs gemaakt moeten worden je afvragen: Is het wel nodigDie vraag heeft de

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 39