-13- mij toch aanleiding om een paar opmerkingen te maken. Dat ik er niet omheen kan dat er een zekere relatie ligt tot het agendapunt 10.1. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling voor dit jaar voor het eerst te maken gehad met om buigingen en aan het slot van die vergadering hebben we misschien wel het meest belangrijke besluit van heel die discussie gehad, namelijk dat we naar een ambtelijke en bestuurlijke commissie voor het ombuigingsbeleid zouden komen in deze gemeente. Als ik dan met andere woorden deze raad heeft uitgesproken dat op het gebied van de gemeentelijke uitgaven we ons moeten herbezinnen en dat dingen die gisteren vanzelfsprekend waren morgen zeker niet meer dat zullen zijn, als ik dan kijk naar de uitspraken die gedaan zijn op het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wat een dezer dagen is gehouden, dan heb ik daar wederom een stuk aanknopingspunt voor datgene waar ook deze ge meente de komende jaren voor komt te staan. De gemeente zal op elk onderdeel van het beleid kritisch moeten kijken of daar uitgaven gedaan moeten worden. Als wij dan als gemeente bij agendapunt 10.1 het bijzonder onderwijs aanduiden dat er op verschillende posten nog wel wat bezuinigd kan worden, een stelling die ik tot op zekere hoogte best wil onderschrijven, dan denk ik dat we bij toewijzen van middelen bij het openbaar onderwijs diezelfde zorgvuldigheid aan de dag moeten leggen en als ik dan kijk naar de opgaven zoals die in de begroting staan en ik probeer een vergelijking te maken naar de kosten van het bijzonder onderwijs, dan komt het preadvies tot een bedrag van 832, en dat is mede gebaseerd op, of dat ligt ten grondslag aan het nemen van de beslissing op de openbare school niet tot grondslag te verheffen voor het toekennen van de uitkering aan het bijzonder onderwijs, dan zeg ik van nou laat ik ook eens naar die 832,kijken. Ik heb geprobeerd door het aan de ene kant eruit lichten van de vaste kosten en daar moet je natuurlijk schattingen mee maken en aan de andere kant het verhogen van de variabele kosten indien we er vanuit gaan dat het niet een drie-klassige school is zoals thans maar een zes-klassige school dan kom ik via die berekening tot 78.000,of bij, een andere variant op 8^.000,Indien ik dus een kostencalculatie maak op basis van de gepresenteerde cijfers die thans uitkomen op 39.0^8, extra poleer als ik dat zo mag noemen naar indien de school een zes-klassige school zou zijn dan kom ik bij de normen die het onderwijs heeft voor een zesde leerkracht, minimaal wordt 31 leerlingen, maximaal 181 leerlingen, tot een vergoeding per leerling die varieert bij een gemiddeld aantal leerlingen van 165 tussen de 477*en 509sMet andere woorden de kosten die op dit moment aan het openbaar onderwijs worden toegewezen die liggen 5$> hoger dan datgene wat thans aan het bijzonder onderwijs wordt toegekend en ik denk dat als wij zeggen als gemeentebestuur dat het bijzonder onderwijs nog best kan bezuinigen, dat wij dan ook eens kritisch moeten kijken naar de middelen die we toewijzen aan het openbaar onderwijs. Natuurlijk het zijn slechts be grotingen, maar als ik dan kijk naar bijvoorbeeld de post klein onderhoud en de post ^88 en ^92 dan kom ik' aan een gemiddelde kosten per lokaal van 7.000, en uit de ter inzage liggende stukken van het bijzonder onderwijs blijkt dat de ge middelde kosten van die posten in 1980 ^.000,bedroegen. Nou enig reken werk van kostenstijgingen zal er zeker niet toe leiden dat daar 3.000, bijkomt in 2 jaar tijd. Voorzitter ik zou die 5% die we nu boven het bij zonder onderwijs zitten terug willen nemen en ik stel voor om post ^88 met 300,--, post ^92 met 1200,en post ^98 met 500,te verlagen. Dat is niet om, er is niet ingegeven om het openbaar onderwijs op enigerlei manier in zijn mogelijkheden te ontnemen. Ik denk dat ook de keuze van de posten niet alleen financieel onderbouwd zijn in de vergelijking naar de ervaringscijfers uit het bijzonder onderwijs, maar ik denk bovendien dat ze op posten gekozen zijn die het onderwijs niet raken en ik denk dat we als gemeente willen we waarmaken wat we in de decembervergadering hebben uitgesproken, dat we ons op deze posten ook kritisch moeten bezien. De heer VAN DER GRAAF: Voorzitter, niet alleen de heer Rennings, maar ook ik, ben eigenlijk op een soortgelijke manier aan het rekenen geslagen, alleen ik denk dat de heer Rennings een uitgangspunt heeft genomen wat niet helemaal juist is, wanneer hij komt tot die 80.000,maximaal, want dan neemt hij

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 38