-21- geld kun je wel op het dak gaan zitten. Dus dat moet vanzelfsprekend, maar wanneer het dan gedragen wordt door de gemeenten en dat de gemeenten zelf met bepaalde voorstellen niet akkoord gaan, ja, dan kan ik toch niet anders zeggen dat het een kwestie van de heer Van der Graaf zijn opvatting is hoe je over zoiets denkt. Ik denk daar dus gunstig over en ik deel dus de mening van onze voorzitter. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, in wezen zijn de heer Van der Graaf en ik het eens. Je moet bepaalde taken die de gemeenten niet zelf kunnen, die moet je op regionale schaal doen. De essentie van mijn voorstel in de gewestraad was natuurlijk het stuk uitbreiden van de bevoegdheid van het gewest en met de realiteit onder ogen dat in de zin en in de mate waarin ik me dat voor stelde dat me dat op dit moment niet mogelijk is heeft ertoe geleid dat die uitgeklede motie vorig jaar is aangenomen, dat u over deze 11 punten spreekt waarvan het merendeel niet verder gaat dan een overlegplatform vormen. Ik betreur eigenlijk dat ik in eerste termijn niet gezegd heb dat ik de slagen om de arm van het college met betrekking tot het promotie- en acquisitiebeleid en het bepleiten van de streekbelangen dat ik die toch eigenlijk wat te mager vind. Als ik kijk naar de invloed nee de belangenbehartiging door Den Bosch, door het West-Brabantse waar we het dikwijls in vergaderingen over hebben, waar je publicaties over vindt, dat West-Brabant door Den Bosch niet wordt gehoord of gezien. Ik denk dat je daar dan ook de consequenties uit moet trekken dat je voor het West-Brabantse moet bezien of je daar niet tot een regionaal stuk samenwerking op het gebied van economisch beleid moet komen. Die lijn zou ik willen trekken en voor mij staat het nog niet vast of je voor het West-Brabantse niet een promotie- en acquisitiebeleid moet opzetten en of je niet een beleidskader moet maken voor het bepleiten van de streekbelangen. Daar ben ik rotsvast van overtuigd dat het moet gebeuren en we hebben de tijd niet meer om dat nog een aantal jaren uit te stellen tot we met het streekgewest zover zijn dat het die taak heeft. De onmacht van een individuele gemeente om het sociaal-economisch beleid te beïnvloeden die staat toch vast voorzitter. Misschien op een schaal van de vier grote gemeenten, dat die iets kunnen, maar verder toch niet. Die realiateit zullen we onder ogen moeten zien en dat is toch geen schande. Het sociaal-economisch beleid is meer dan alleen ruimtelijke ordening. De VOORZITTER: Ja, de aanwijzende bevoegdheid die de heer Van der Graaf vanaf het begin heeft nagestreefd. Ik heb er al op gewezen wat de reden is waarom die er niet in zit. Ik voorzie ook niet dat je met behoud van de 18 gemeenten binnen dat ene kader van het streekgewest het zult redden binnen nu en een aantal jaren om die aanwijzingsbevoegdheid wel te krijgen. Er worden overigens toch ook in die richting stapjes gezet, zij het dat het alleen maar ging om de mogelijkheid tot het herverdelen van niet-benutte woningtoewijzingen, waar van we nu proberen om ze van het ene jaar over te hevelen als we ze in dat jaar al niet benut hebben. Dat is een taak die misschien wel gepolst gaat worden en waarbij men zegt van nou oké nu we merken dat de provinciale directie volkshuisvesting niet zo erg gemakkelijk geneigd is om daaraan mee te werken omdat ze alles wat ze verdienen en wat er niet gebouwd wordt beschouwen als verdient en het mooi terugnemen. Het zou dus kunnen zijn dat als die pro vinciale directie aan een dergelijke taak wel mee zou willen werken dat alle gemeenten bereid zijn om te zeggen van nou gewest doe dat maar. Daar waar gemeenten zeggen van nou er ligt een mogelijk conflict met ons eigen belang moeten we er op dit moment dacht ik heel duidelijk rekening mee houden dat de meerderheid van de gemeenten er niet voor voelt en dat Rucphen met name zal zeggen van jullie hebben ons binnen gehaald met de toezegging dat het een zeer lichte regeling zou zijn, als jullie het nu wijzigen dan stappen we er weer uit. Mijnheer Van der Graaf constateerde dat de heer Rennings en hij dicht bij elkaar zaten wat uitkomst betreft. Mijnheer Rennings bevestigde dat. Ik denk eigenlijk dat mijnheer Van der Graaf en het college ook niet ver uit elkaar zitten zij het alleen wat de uitkomst betreftwant als mijn heer Van der Graaf zegt het streekgewest is niet capabel om erg veel te doen, dus ze moeten ook maar niet te veel doen, dan is de uitslag zo ongeveer het zelfde als wat hier staat. Ook wij zeggen ze moeten niet te veel doen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 21