De heer BROUWERS: Ja, voorzitter, mijnheer Meijers is akkoord gegaan, helemaal. Die heeft zich wel verheugd. Ik had dat in een eerdere vergadering gemerkt. Mijnheer Den Braber die was wat in Sinterklaas-stemming, die zegt lang gewacht en toch gekregen of is dat een ander liedje, dat weet ik niet meer precies. Die heeft het hier over kortsluiting en nou G.A.B., D.A.C.W. inderdaad u hebt dat in het preadvies nou eigenlijk nog maar zeer slapjes verwoord gezien welke kortsluitingen er mogelijk zijn als het gaat om werkverruimende maatregelen te effectueren. Alle goede bedoelingen ten spijt is dat, nou dan val je van de ene dag op de andere in verrassingen. De negentiende is men niet akkoord en de twintigste is men wel akkoord. De eenentwintigste zijn er geen middelen en de tweeëntwintigste zijn de middelen er wel. Van daar onze keuze om het nu definitief in te vullen en uiteraard is het wat eerder tot stand gekomen, omdat zoals u weet in de beleidsnota sociaal-kultureel werk gekoppeld was aan de verdere evaluatie, maar het verdwijnen van die werkverruimende maatregel die heeft ons wat dat betreft wel een klein beetje in tijdnood gebracht. Ik ben er overigens wel blij mee dat u daar begrip voor heeft ook wat dat betreft naar S.O.J.O. toe. U stelt voor om de eerste overweging eruit te halen, maar u hebt zelf al gezegd, het is een waarheid als een koe alleen je hoeft ze niet expliciet te noemen. Nou ze is hier in genoemd. Ee hebben daar alleen maar mee bedoeld dat je bij elke programma-invulling voor elk jaar zaken moet afwegen en moet bekijken in welke mate dat je ook beroepskrachten continueert. Dat is natuurlijk een zeer gevaarlijke stelling om dat zo hier op tafel te deponeren. Daar ben ik me van bewust. Ik denk dat je ook pas daarin, want dan ga je aan de rechtszeker heid en de kontinuïteit zo enorm veel knabbelen, vandaar dat je met zeer zwaar wegende redenen zult moeten komen om daar bijvoorbeeld bij de invulling van een nieuw programma veranderingen in te brengen. Voor de goede orde hoort het er naar mijn mening in thuis en de strekking daarvan onderschrijft u zelf en is u bekend. Mijnheer Rennings is akkoord gegaan, heeft wel een suggestie gedaan met betrekking tot een klankbord, een soort begeleidingscommissie die wat hem betreft niet permanent hoeft te zijn. We hadden overigens en ik denk dat dat zo bij elke nieuwe aanstelling gaat, dat je dan als college toch in overleg met de betrokkene zaken goed afspreekt. Ik ben er niet voor om vanuit de overheid aan S.O.J.O. zaken op te leggen, maar zoals u het gesteld hebt vind ik dat we dat best in het gesprek verder met S.O.J.O. zullen meenemen. Overigens hebt u zelf gezegd dat u dat in ieder geval had besloten met bestuursleden van S.O.J.O. heb ik eruit begrepen en ik neem aan dat het dan ook niet vreemd overkomt. Het sluit overigens best aan bij de wijze van werken zoals wij die ons hadden voorge steld. Die concrete suggestie, dus in die zin ook geïnterpreteerd dat nemen wij over. Ik denk dat dat best goed kan functioneren. De wensen van mevrouw Kniep dat S.O.J.O. met een goede begroting op tafel komt. Ik heb eigenlijk niet anders gezien als goede begrotingen van S.O.J.O. en alleen een begroting zegt niet alles en als u dat bedoelt dan zitten we op dezelfde lijn en aan die voorwaarde, als je dus in deze zin gaat subsidiëren dan zul je dus, of in de subsidieverordening geregeld, terzake ook voorwaarden stellen. Met betrekking tot de accenten in de opdracht die komen het beste tot uitdrukking in de taakstelling die men zelf heeft gegeven maar die wij overigens ook met hun bespreken. Dus daar wordt in ieder geval aandacht aan gegeven. De heer RENNINGS: Een korte reactie voorzitter. De wethouder werd steeds stelliger in zijn toezegging met betrekking tot de begeleidingscommissie. Daar ben ik blij om, want ik heb hem zeker niet vrijblijvend bedoeld. Ik kan me voorstellen, ik heb gezegd hij moet niet permanent. Gegeven de situatie die ik geschept heb lijkt het mij zinnig om in overleg met S.O.J.O. een einddatum december '83 te noemen en ik zou graag geïnformeerd worden over het resultaat van het overleg, want ik denk niet, het is niet ingegeven om het aan S.O.J.O. op te dringen. Het is vooral om uiting te geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid tot het opstarten van deze ondersteuning. De heer BROUWERS: Nou, daar ben ik mee akkoord. Ik heb alleen even de zekerheid gesteld, ik vind het mag nooit betuttelen worden. We moeten het in goed overleg met elkaar doen. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen dat we dus zoiets inrichten, zo'n begeleidingscommissie, waarin we samen met de beroepskracht en met S.O.J.O.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1982 | | pagina 175