-3-
andere woorden, mijn fractie is genegen om in dit geval de voorziening toe te
staan.
De VOORZITTER: Wie wenst namens de commissie daarop te reageren Helaas zijn zowel
de heer Van Eijkeren als de heer De Haas die van de commissie deel hebben uitgemaakt
afwezig, dus die vraag kan ik eigenlijk alleen maar stellen aan de heer Mol.
De heer MOL: Voorzitter, het tweede argument van de heer Van der Graaf dat er links
en rechts andere masten zouden staan, dat kan een commissie voor beroepschriften
nooit aanspreken om dan alsnog anderen permissie te geven. Wat mij tevens verwondert
is dat de heer Van der Graaf zegt "mijn fractie", terwijl de heer Van Eijkeren als
voorzitter van deze commissie dit advies mee opgesteld heeft.
De VOORZITTER: Ziet u in de bewoordingen van de heer Van der Graaf geen aanleiding
om uw steun aan het standpunt van de commissie in te trekken
De heer MOL: Ik blijf bij het standpunt van de commissie.
De heer VAN DER GRAAF: Ja, voorzitter, ik heb nauwelijks behoefte om in te gaan op
de stelling dat de heer Van Eijkeren meegegaan is in de commissie met dit advies,
om de doodeenvoudige reden dat het beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald is.
Ik moet u ook zeggen dit gaat niet buiten hem om in die zin ik relateer dit ook aan
de vorige bespreking waarin dit in feite al werd aangekondigd, dat de commissie
zich niet kan bezighouden zeg maar met het informele of het morele argument wat ik
genoemd heb, dat is zeer terecht, maar deze raad mag er zich wel degelijk wat van
aantrekken en de raad neemt uiteindelijk het besluit en is zeg maar niet verplicht
om een commissie-advies op te volgen, terecht denk ik en vandaar dat ik de raad
vraag om de argumenten te wegen die ik heb gegeven zonder verder op politieke
issues of wat dan ook in te gaan
De VOORZITTER: Voor de heer Mol geen aanleiding om daar verder op te reageren Dan
is aan de orde het voorstel van de heer Van der Graaf om op het verzoek van de heer
Heeren positief te reageren en alsnog de bouwvergunning af te geven.
De loting wijst aan dat de heer Den Braber (nr. 10 van de presentielijst) als eerste
stemt.
De stemming heeft tot resultaat:
Vóór genoemd voorstel stemmen de leden: Den Braber en Van der Graaf.
Tegen genoemd voorstel stemmen de leden: Meijers, Van Elzakker, Wijnen, Brouwers,
Mol, Rennings, Kop Jansen, Van Hoek, Kniep-KÖhnke en Kok.
Het voorstel is derhalve met 2 stemmen voor en 10 stemmen tegen verworpen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
5. Voorstel tot 102e wijziging van de gemeentebegroting 1981 in verband met verlaging
van de bijdrage 1981 aan de Gemeenschappelijke regeling vuilverwerking.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
6. Voorstel tot definitieve vaststelling van de subsidie 1979. 1980 en 1981 ten
behoeve van Streekzwemclub Daphnia.
De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, wij zijn ten dele niet eens met het voorstel en dat
vindt met name zijn overweging in het feit de beperking die geldt voor Daphnia, zijnde
een vereniging die niet in Oudenbosch haar zetel heeft, zoals dat formeel heet. Een
beperking die in de subsidieverordening is opgenomen dat aan dit soort verenigingen
en dus ook Daphnia, slechts dan subsidie wordt verleend indien de vereniging een ex
ploitatietekort heeft. Dan ga ik terug naar een vergadering in '78 meen ik, toen daar
al eens opmerkingen over gemaakt zijn. De subsidiecommissie heeft er zich toen mee
bezig gehouden en het heeft niets opgeleverd althans het is ongewijzigd gebleven. De
bedoeling van de raad was enerzijds onderscheid te maken in verenigingen die in
Oudenbosch hun zetel hebben en anderzijds te voorkomen dat een vereniging waaraan
meerdere gemeenten subsidie verlenen als gevolg van dat feit Oudenbosch subsidie
geeft op een zodanig niveau dat daardoor andere gemeenten minder subsidie behoefden te
geven. Welnu als je aanvaardt een streekzwemclub, een club waarvoor de schaal van
Oudenbosch te klein is, dan denk ik dat het eerste motief niet zwaar mag wegen. Het
tweede motief, daar denk ik dat het middel van het exploitatietekort niet voor werkt.
Vandaar dat ik van de week aan de secretarie heb gevraagd: Stel dat de beperking die