-2k-
gaat het om 26 woningwetwoningen. Nou als ik dat bij elkaar optel dan kom ik
aan een getal van 60. Ik denk dat los van de vraag of we daarna ook nog willen
wijzen op het aanmerkelijke verschil waar ook de heer Rennings op gewezen heeft,
hoewel ik niet zeker weet of die 2F?/o al niet in die 58 zit. Ik vermoed haast van
wel. Los daarvan zouden we zoals al die andere gemeenten zoals ik bijvoorbeeld
had moeten zeggen zullen doen, wijzen op het verschil tussen het ingediende ver
zoek en de toewijzing, maar ik denk dat de kracht van het claimen op een extra
toewijzing ligt in die 60, omdat de provincie daar en dan bedoel ik het positief,
ook boter op het hoofd heeft.
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb in mijn eerste aanzet ook
gezegd dat we het plan zoals we dat verwezenlijkt wilden zien in '82 niet kunnen
realiseren op basis van deze toewijzing. Ik zou daarbij in ieder geval willen wijzen
op de vragenlijst nieuwbouw - vernieuwbouw die we vorig jaar in juli in deze
raad besproken hebben en waarbij gepland was voor het eerste kwartaal 1982, name
lijk 91 woningwetwoningen te gaan bouwen en dan zal er misschien, verder waren
er geen woningwetwoningen voorzien. Er waren er ook nog gepland in lob B. Dat
is wel heel duidelijk hoe dat we in de moeilijkheden geraakt zijn sinds een
maand of tien. Dat zou ik als basis willen aangeven voor het verschil wat
veroorzaakt wordt. Dan zou ik net zoals de heer Van Eijkeren zegt erop willen
wijzen dat juist een overeenkomstige problematiek die ook bij de provincie
bekend is ten aanzien van onze reconstructie van bepaalde onderdelen van de
plaats waar we genoodzaakt zijn en dat is eigenlijk dezelfde problematiek op
hele kleine schaal dan in vergelijking tot de andere gebieden waar ook re
constructies moeten plaatsvinden, .namelijk in de steden, waar de verdichting
gerealiseerd moet worden en dat concurreert en op grond daarvan denk ik dat
wij deze zaak naar voren moeten brengen om te zeggen dat toch dit soort plannen
bezig zijn en al een heel eind gevorderd zijn en voor zover we dan geen toe
wijzing krijgen kunnen we daar niks van realiseren. Dat is eigenlijk de vraag
die ik gesteld heb, van per 1 oktober wordt er een definitieve toewijzing ver
richt op basis van de dan ingediende plannen en wat zijn dan de plannen die wij
kunnen indienen. In hoeverre zullen die op dit moment al de basis vormen voor
die extra toewijzing boven die 58 die wij gaan vragen. Dus als wij duidelijk
kunnen maken van dat is ons plan wat per 1 oktober, voor 1 oktober daar komt,
dan lopen we natuurlijk meer kans dat dat gerealiseerd wordt. Temeer omdat de
anderen mogelijk niet zo ver zullen zijn op grond van moeilijkheden die zij
ondervinden.
De VOORZITTER: Met betrekking tot het aantal van 160 wat de heer Rennings noemde
daar heb ik hem op gewezen wat dat betekent, dat is alleen maar het groeitempo
van de gemeente en daar zit van alles in. Daar zit woningwet in, daar zit premie
in zowel huur als koop en er zit vrije sector in. Met betrekking tot de Van
Dun-woningen en dat is dan ook een antwoord aan de heer Van Eijkeren, ik zeg
u al de reactie die vanmorgen is binnengekomen was uiterst mager. Ik zal er
zorg voor dragen dat wij ook de evaluatie uit Breda krijgen en dat dan be
spreekbaar maken in de commissie openbare werken en ruimtelijke ordening. Ik denk
dat dat de goede plaats is, waar het aan de orde moet komen. Enfin we blijven
op dezelfde tour in ieder geval doorgaan in het contact wat we hebben over die
woningen in de traditionele bouw, waarbij we overigens de suggestie van mijnheer
van Eijkeren zeker wel mee kunnen nemen met betrekking tot de woonlagen, want
wellicht in twee woonlagen gebouwd, dat dat ook weer besparing op kan leveren.
Met betrekking tot de vraag van de heer Rennings over die financiering. Ik wil
dat best onderzoeken en als er mogelijkheden zijn, dus als die pensioenfondsen
waarbij ik dan met name ook die P.G.G.M. meeneem bereid zijn om op een derge
lijke basis te werken dan zal ik dat aan de orde stellen ik denk in de
commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik geloof dat daar deze discussie
thuishoort.
Met betrekking tot de verwachtingen die de heer Rennings heeft over de gevolgen
van het er in slagen goedkope woningen te bouwen moet ik zeggen dat ik die
verwachting volstrekt niet deel. Dat soort voorbeeld-functies wordt niet ge
honoreerd. Misschien dat het juist wel eens averechts zou kunnen werken al
vind ik dat we daar niet van moeten uitgaan. Men heeft heel nadrukkelijk ge-