-33- laten we die dan gewoon maken. Ik vind de keuze van het college, etnische minderheden en werkzoekende vrouwen op zichzelf erg goed. Ik heb daar aan toegevoegd de zorg voor de werklozen, voor de werkloze jongeren, gewoon omdat, niet in de mate van ellende wil ik een onderscheid maken, maar het effect van de ellende voor mensen die in die ontwikkeling zijn vind ik zo schadelijk. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ik wilde toch nog even verduide lijken wat ik bedoeld heb met bureaucratisch. Daar bedoel ik eigenlijk mee theoretisch in de zin van nou we gaan een heleboel voorwaarden stellen,als ambtenaar zijn we dat gewend en bepalingen opnemen en dan blijkt er wel iets te zijn en gelukkig is er wel iets op gang gekomen. Maar zonder dat er iets is gaan we een heel kader,er nog heel lang over praten van wat zou er allemaal mis kunnen lopen en veel meer denken aan de problemen dan aan mogelijkheden. Dat wilde ik eigenlijk tot uiting brengen van ja, daar kunnen we een hele lange tijd over praten. Ik denk dat we ook een zeker risico moeten nemen en geleide lijk aan bij moeten sturen of stellen in de loop van het jaar van hoe loopt dat nou en we kijken dan wel waar we uitkomen, zonder dat nou allemaal muurvast te gaan leggen in bepalingen en voorwaarden zonder dat je weet in hoeverre iets werkelijk gaat aanslaan. Ik kan me toch wel vinden in de gedachte om de groepsgrootte ja, een bepaalde omvang te laten hebben. Dat moet iets zijn. Als je met enkele mensen gaat beginnen dan denk ik dat dat zwaarder draait. De concurrentie van de schilder dan ga ik even in op het voorstel van de heer Den Braber, die zegt van een schilder die dat doet ja, dat zou toch een vreemde situatie zijn dat wij een instelling creëren, op gang brengen, dat de mensen de keuze hebben van je kunt je huis duur en goedkoop laten schilderen. Dat ondergraaft het hele systeem, dus dat vind ik een beetje moeilijk in dit kader te plaatsen. Ik denk niet dat je aan dat soort werkzaamheden moet gaan denken. Misschien wel dat iemand uit de nood geholpen wordt in een bepaalde situatie maar of je dat nou moet gaan coördineren en moet gaan begeleiden, nou ik denk dat dat allemaal te ver voert. Het voorstel ten aanzien van die bijdrage dat hij in stemming wil brengen, nou ik vind dat de gedachte die de heer Rennings geuit heeft, die spreekt mij wel aan van ja, als er veel voor gedaan moet worden dan moet dat ook blijken en als er weinig voor gedaan wordt dan mag het gezellig zijn, dan hoeft het niet veel te kosten. Dan die prioriteiten, dat vind ik nou ook weer zoiets. Daar zitten we een hele tijd over te praten. Ik heb nog niet de behoefte om daar al aan te denken. Ik kan me best voorstellen dat het verschillend ligt voor iedereen, maar om nou te zeggen van dit moet eerst en dan moet dat. Nou dat vind ik nou typisch theoretisch. De heer VAN HOOF: Ja, mijnheer de voorzitter, even over enkele voorstellen die gedaan zijn. De groepsgrootte ben ik met een aantal van mening en met de wethouder in ieder geval ook, dat je toch minimaal met een toch aanzienlijke groep moet beginnen. Ik heb de indruk dat je toch al vlug terugvalt op die 5 waar de heer Den Braber dan op uit wil komen en dan zul je toch de activiteit voort moeten zetten, maar neem je als minimum 5 en je zit op een gegeven moment op 2 of 3 dan is het ook een brok ellende lijkt mij. Daarom zou ik toch dat aantal van 10 vooralsnog willen handhaven. Dat uniforme bedrag van een gulden per deelnemer, mijnheer de voorzitter, dat spreekt mij niet aan. Ik voel voor de suggestie van de heer Rennings van een naar verhouding kosten en de bijdrage daarvoor in relatie. Aan de andere kant laat mij toch niet los dat draagkracht-principe. Het voorstel van de heer Rennings houdt op zich ook weer in dat er een aantal mensen zijn die altijd zullen blijven kaarten, omdat dat niks kost en degenen die ook wel eens aan engels mee willen doen dat die daar niet aan mee kunnen doen omdat het te veel kost en vandaar dat ik toch nogmaals naar voren breng dat draagkracht-principe. Ik denk dat voor het maat schappelijk centrum die wat dat betreft meer met dat blijltje hakt, geen probleem is om daar toch een systeem voor te bedenken. Wij hebben daar voor andere zaken die zij onder hun hoede hebben zijn daar toch zeer simpele methodes voor om dat draagkracht-principe vast te stellen en ik denk dat dat de enige juiste manier is om tot een verantwoorde: g bijdrage te komen van de mensen die aan deze activiteiten deel gaan nemen. Wat de bijdrage betreft van de gemeente, die door de heer Rennings voorgesteld is op 50% en daarvan denk ik in dit complete geval zoals de cijfers hier voor ons liggen op 2.902,als ik het goed inter-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 97