-26-
aanzetten hebben gedaan in het verleden die tot twee keer toe mislukt zijn
en tot twee keer toe mislukt zijn om duidelijke redenen, namelijk het ont
breken van een continue begeleiding van de activiteiten die vaak enthousiast
opgesteld werden. Dus eigenlijk nog minder omdat de betrokkenen er zelf bij de
organisatie niet bij waren, maar vooral omdat je spreekt of je bent bezig met
een vlottende groep. Koptrekkers vanuit de betrokkenen zelf komen op een gegeven
moment aan werk, ontvallen het initiatief met het risico dat op dat moment alle
plannen in duigen vallen. Nou, dat is inderdaad hier ik dacht twee keer,in
ieder geval één keer dat ik het van nabij weet, in ieder geval gebeurd. Als je
het dus hebt over hoe de deelnemers bij de organisatie te betrekken zijn, dat
is een vraag van de kip en het ei: Wie was er nou het eerst. Ik denk dat het
belangrijk is dat je bij het beleidskader aangeeft dat je zorg hebt om een
aantal, om een groep van mensen en dat je binnen dat beleidskader aangeeft om
welk soort activiteiten het gaat. Dat je de daartoe benodigde middelen be
schikbaar wilt stellen en dat je die organisaties erin wilt betrekken die
eigenlijk belast zijn met de zorg. Alleen als overheid neem je het initiatief
om dat wakker te maken. Nou, middels het maatschappelijk centrum bijvoorbeeld
dat op dit terrein ondersteunend, initiërend functioneert en die daarvoor
in het beleidsplan een eigen opbouwwerker indertijd hebben aangetrokken. In
ieder geval deels ook voor het werk onder de niet-actieven. Mijnheer Den
Braber die gaat dan voorts in op een aantal zaken. Die zegt van ja, ik zou
toch beginnen met eerst die soos-activiteiten, dan neem je die eerste drempels
weg. Daar moet dan die opbouwwerker tussendoor lopen. Ik begrijp dat best.
Dat zou een pracht van een begin zijn. Ik weet dat er in Nederland initiatieven
zijn die op die wijze zijn opgestart. Ze hebben overigens wel het nadeel dat ze
bijna altijd een zeer beperkte groep bereiken. Namelijk alleen de jongeren.
Een andere zaak is dat ik niet zou inzien waarom bestaande organisaties als
de muziekschool, mogelijk ook sportverenigingen, S.O.J.O. niet inderdaad de
geëigende organisaties zijn om dit soort aktiviteiten te gaan opzetten en ik
denk dat je dan op dit moment niet moet zeggen je kunt het beste starten met
soos-activiteiten. Ik denk dat je op dit moment gewoon moet stimuleren dat er
zo snel mogelijk activiteiten van de grond komen die beantwoorden aan de ver
wachtingen van de mensen zelf. Hij merkt op met betrekking tot de subsidie
voorwaarden, daar is hij voor, alleen vindt hij dat de groepsgrootte 10 a 15
te hoog is. Hij zou daar liever mee wachten tot het eerste jaar. Eigenlijk
beperkt tot groepsgroottes van 5 personen. Ik denk dat je toch elk willekeurig
aantal kunt noemen.Waarom zijn we op 10 a 15 gaan zitten Omdat je dan doorgaans
werkbare groepen hebt en je niet uit het oog moet verliezen dat het groepsproces
in een aantal activiteiten vaak stimulerend en ondersteunend kan werken. Daar
naast moeten we het niet zo zien dat een groep van 10 a 15 mensen moet voldoen
met betrekking tot één aanbod. Ik kan me best voorstellen dat binnen het kader
sociaal-culturele activiteiten verschillende activiteiten in een groep kunnen
gebeuren.- Denk maar aan activiteiten binnen het kreatief centrum, maar ook
wanneer het om opleidingsmogelijkheden gaat, dan zul je hier toch niet met
schoolse systemen kunnen werken. Dan zul je daar voornamelijk toch bezig zijn
met individuele begeleiding. Dat betekent dat je schoolse activiteiten of op
scholing en vorming gerichte activiteiten best in een groep van 10 kunt doen en
die kunnen dan toch zeer gedifferentieerd zijn. Vandaar dat ik zeg van ja, elk
aantal wat ik noem dat kunt u bediscuteren. Daar laat ik geen twijfel over,
maar één ding vind ik wel, ik denk dat je met 5 per groep alleen al moeilijk
heden binnenhaalt. Dat je alleen maar organisaties en mensen belast met werk
wat op een gegeven moment ook weer onvoldoende basis biedt. Vandaar dat ik er
niet zo voor ben om die groepsgrootte los te laten. Ik heb u daarbij duidelijk
gemaakt wat mij daarbij voor ogen staat bij die groepsgrootte en waarin ik dus
heel duidelijk mogelijke differentiaties zie. Dan heeft de heer Den Braber
verder ja, de naam die haanloze dat is een naam die op dit moment meer in is,
zegt hij. Nou ik ben best bereid om mij bij elk nieuw verschijnsel aan te slui
ten, als het gaat om benaming. Het een lijkt te discrimineren en het ander
lijkt onvoldoende, dat weet ik niet precies. Wel zijn wij op die 80% gaan zitten
omdat we vinden dat het hier toch duidelijk om gerichte activiteiten gaat op een
hele duidelijke doelgroep, waarbij je andere groepen niet wilt uitsluiten, maar
wel willen we voorkomen dat er een aanbod komt van gewone sociaal-culturele