-17- zijn, gaan ook omhoog en als je dan niet een fiscaal beleid voert op lange termijn dan kom je op een weg dat wij er over 5 of 6 jaren niet aan ontkomen om tariefsstijgingen van 10, 12 of meer procent door te voeren. En dat is nog veel kwalijker, want dan zal het er niet beter op zijn. Ik vind helemaal niet dat wij hier bezig zijn om dingen voor de vorm te doen. Wij vragen een in vesteringsprogramma voor lange termijn en ik vind dat je dan als raad de plicht hebt om je financieel beleid op die lange termijn af te stemmen en niet de investeringen en de uitgaven op lange termijn te bezien en de ontvangsten alleen maar bekijken tot een volgend begrotingsjaar. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, ten eerste wou ik nog reageren op uw stelling dat het een ellelang verhaal wordt. Ik heb er het verslag van de commissie algemene en bestuurlijke zaken nog eens op nagelezen en dat was eigen lijk het punt dat niet zozeer alleen het preadvies daarover geen uitsluitsel gaf maar ook het verslag van de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik denk dat daar, samenging met het late uur, dat daar ook meer in algemene zin de zaken zijn genoemd. En dan kan de heer Van Hoof wel zeggen van ja, dat weet iedereen, ik heb dat vers in mijn geheugen. Nou, ik had het niet meer in mijn geheugen hoor, dat mag u gerust weten. Ik heb de cijfers naderhand nog wel proberen te reconstrueren, maar ik vind het gewoon een goede zaak dat als er een preadvies komt of een verslag dat het daar instaat. Dat is gewoon een vorm vereiste, laten we het dan zo maar noemen^ maar wat ten goede komt aan de be spreekbaarheid. Ik denk dat dat helemaal niet zoveel tijd en ruimte hoeft te vragen. Ik denk dat het probleem van de ontwikkeling van de kosten van de sociale wetgeving dat dat iets is wat van week tot week zich aandient en waar je dan toch wel alarmerende berichten, steeds alarmerendere berichten over hoort en ik denk dat je dat toch wel mee moet nemen omdat daar van een deel ook onze rekehing is bestemd. Dan heb ik met het begrip inflatie in ieder geval bedoeld van onze reserves die houden in veel sterkere mate hun waarde dan ze tot dusverre als nominale bedragen in tact bleven. Dus wat dat betreft hoef je je dus minder zorgen te maken dan in de afgelopen jaren soms het geval was, dat je daar een duidelijke daling van de koopmogelijkheden zag en ik denk dan vooral bij de daling van de waarde van onroerende goederen die sterk in prijs zijn gezakt. Er zijn nog wel meer dingen die aan waardedaling onderhevig zijn geweest, maar ik denk dat onroerend goed wel een van de belangrijkste erbij is. Dat de loon kostenstijging plaatsvond, dus de kosten verband houdende met de mensen die in dienst zijn, dat kan ik me voorstellen, omdat er hogere premies en dergelijke toegekend moeten worden, maar op zichzelf, de loonhoogte, daar heb ik de indruk van dat dat een veel minder hoog bedrag is en bovendien speelt daarbij een rol dat dat samenhangt met de uitkeringen op rijksniveau dat daar rekening mee ge houden wordt. Dus daar zie ik het niet zozeer zitten. De YOORZITTER: De opmerking van de heer Van der Graaf was vooral gericht aan het adres van de heer Van Hoof, dus die wil ik hier verder onbesproken laten. De heer Van Hoof, ja, komt met zijn interpretatie van een sluitende begroting. Ik wil er toch nog eens op wijzen dat in deze begroting zoals die nu sluitend ge maakt is ook actief naar besparingen is gestreefd en dat het daarom de vraag is of je de uitspraak wel kunt doen dat onze voorzieningen helemaal op peil blijven. Ik denk dat je daar echt wel een vraagteken bij zou kunnen zetten. De praktijk zal dat overigens toch moeten uitwijzen, maar er is duidelijk, u weet dat ook, naar besparingen gestreefd. Met betrekking tot de toekomstige situatie, de financiële situatie van de gemeente en de situatie van de reserves denk ik dat je inderdaad in deze tijd vooruit moet zien en dat de consequenties die bij een voortgezet beleid van de zijde van de centrale regering en voor de lokale over heden uit zullen voortvloeien dat je die op de dag van vandaag al enigszins moet gaan inschatten en ik sluit daarom het sombere verhaal van de heer Van der Graaf ook allerminst uit. Ik denk dat als de gemakkelijkste prooi van de centrale overheid, de gemeente alsmaar degene blijft die wordt aangepakt, dat dit soort consequenties op den duur onafwendbaar is. Wat we dan nu doen is dan in ieder geval ze binnen de grenzen van het mogelijke en aanvaardbare zolang mogelijk uitstellen. Het gebruik van het fiscaal egalisatiefonds is naar het oordeel van het college in het kader van de bepaling van de tarieven voor het nieuwe jaar alleszins gerechtvaardigd. Het gaat dan om een egaliserend effect in de belasting-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 81