-18-
volledigheid, want ik neem aan, de neuzen geteld hebbend dat het niet haalbaar
is.
De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, het is twee keer in de commissie algemene en
bestuurlijke zaken aan de orde geweest. Ik had dezelfde motieven als zojuist
genoemd door de heer Van der Graaf. Ik heb mij gerealiseerd - ik ben nog steeds
diezelfde mening toegedaan - ik vind dat het gemeentebestuur ook een weige-
ringsgrond moet hebben bij het onttrekken van woningen uit de woningvoor
raad. Ik heb me echter overtuigd dat zulks imperatief geregeld is in ik meen
artikel 56 van de Woningwet. Dat is nog niet voor Oudenbosch van toepassing.
Ik hecht eraan dat ik ten aanzien van dat aspect toch nog graag nadere gegevens
in de commissie algemene en bestuurlijke zaken aan de orde zou willen zien. Wat
zijn de consequenties van een grotere bevoegdheid, een grotere beïnvloeding
van het gemeentebestuur van het onttrekken van woningen. Anders gezegd het
verzoeken aan de minister om het van toepassing verklaren van artikel 56 van de
Woningwet, daar zitten nog andere consequenties aan. Die zou ik graag nader
vernemen, dat kan niet hier, maar graag een keer agenderen voor de commissie
algemene en bestuurlijke zaken.
De VOORZITTER: Ja, we kennen de opvatting van de heer Van der Graaf. Ik denk
dat ik u verschuldigd ben een antwoord omdat het mijn taak is om u de vereiste
informatie te geven. De zeggenschap van de raad is beperkt door het wettelijke
systeem. De minister van volkshuisvesting heeft in 1975 zeer nadrukkelijk uit
gesproken dat de woningwet beoogt om een totaalregeling te zijn en dat betekent
dat bij wet de onttrekking van woonruimte geregeld wordt en niet bij verordening
van een lagere overheid. Vandaar dat het niet kan.
De heer VAN DER GRAAF: Ja, voorzitter, ik betwijfel dus of die conclusie eruit
getrokken moet worden, maar ik wil een discussie die tweemaal gevoerd is hier
niet herhalen. Ik vind het alleen wat flauw van de heer Rennings dat hij zich
heeft laten overtuigen door het feit dat artikel 56 van de Woningwet er is
terwijl hij weet dat dit niet kan worden toegepast, want wat heb je er dan aan.
Als ik het goed begrepen heb dan betreft het hier niet een incidentele mogelijk
heid tot vragen om die toepassing van alleen dat geïsoleerde artikel 56, maar
draait het hier om ik zal maar even zeggen de grote keuze tussen geliberaliseerd
en niet-geliberaliseerd. Wel ik ben ongezien van harte vóór een vraag aan de
minister om voor Oudenbosch de Woningwet van toepassing verklaard te krijgen.
Met andere woorden uit het geliberaliseerde gebied te halen, maar nu onder
deze omstandigheden vind ik het wat flauw om daar naar te verwijzen omdat
iedereen weet dat dat artikel er doodgewoon niet is voor Oudenbosch en ook
nooit komt.
De heer RENNINGS: Maar ik denk dat de heer Van der Graaf wel mijn woorden goed
moet uitleggen. Ik wil dan de consequenties overzien van uit het geliberali
seerde gebied stappen. Ik ben me zeer wel bewust dat je niet alleen artikel
56 kunt toepassen, daar zit meer aan vast, maar ik dacht dat we ook dat hadden
afgesproken. Als ik de laatste zinnen in de desbetreffende commissievergadering
goed citeer, daar wordt gezegd van dat de zaak in de raad gebracht zou worden
en dat bovendien als het in deze verordening niet geregeld zou worden dat we
dan eens zouden kijken of er dan niet op andere manieren die voorzieningen ge
troffen konden worden en vandaar mijn opmerking dat ik me heb laten overtui
gen dat het niet in de sloopverordening kan en wat kopen we ervoor om dat dan
nu erin op te nemen om hem dan als vernietigd terug te krijgen. Dan denk ik
dat het veel vruchtbaarder is om te vragen wat zijn de consequenties van het
verzoek aan de minister om uit het geliberaliseerde gebied te stappen wat zijn
daar de gevolgen van en moeten we dat niet eens bezien.
De heer VAN DER GRAAF: Ik ga in dat standpunt graag met u mee, héél graag.
De VOORZITTER: Daar komen we op terug nadat we kort hebben aangegeven aan wat
voor eisen dat dan voldaan moet worden en in wat voor situaties dat bedoeld is.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
22. Voorstel tot het beschikbaarstellen van een krediet voor het treffen van
energiebesparende maatregelen/17e wijziging begroting 1981 bedrijf gemeente
werken en 66e wijziging gemeentebegroting 1981