-23- tot die bezetting, maar ik denk dat er wel duidelijk bij overwogen moet worden dat dat wenselijkheden in eigen kring zijn die evenmin hard zijn, of misschien die juist niet hard zijn, maar in alle eerlijkheid moet er wel bij overwogen worden dat C.E.M. vermoedelijk geen enkele redelijke overweging aan de hand van variabelen niet ten grondslag heeft liggen aan die formatie. Als ik het goed begrepen heb dan wordt er door C.E.M. aan de provincies toegekend en binnen de provincies wordt dat bedrag verdeeld en als het bedrag niet stijgt dan kunnen er ook niet meer formatieplaatsen worden toegekend. Dus dan ontstaat er on middellijk een vrij stabiele situatie, want u zult begrijpen dat geen enkele bibliotheek bereid zal zijn om zijn eigen plaatsen af te geven. Van een geleide lijk er naar toegroeien is dus geen sprake. In lengte van jaren blijft er een ver schil. Ik heb niet de deskundigheid om te beoordelen waar dat in zit, maar de heer Den Braber heeft al gewezen op het feit dat de collectie naar zijn op vatting en kennelijk staat hij daar niet alleen in, want in de eerste aanpak van de bezuinigingen heeft het bestuur van de bibliotheek het daarin in ieder geval gevolgd, dat de collectie aan de royale kant is. Nou dan is het natuurlijk best mogelijk dat je daaruit al een stuk extra activiteit in de vorm van uit leningen krijgt. Daarnaast behoort tot de variabelen waarmee de Provinciale Bibliotheek Centrale zijp. aantallen opbouwd, het aantal leden en wij hebben, u hebt dat in het verslag van dat gestructureerd overleg kunnen zien, we hebben bij onze bibliotheek in een bepaalde leeftijdsgroep meer leden dan inwoners, en dat is heel goed verklaarbaar. Dat houdt verband met het feit dat er een aantal leerlingen van de hier in de gemeente gevestigde scholen zijn die lid zijn van onze bibliotheek, maar daar wordt dan ook onmiddellijk de wenselijke formatie op aangepast .De opmerkingen van de heer Van Hoof en de heer Wijnen die zijn eigenlijk meer als vraag in de richting van de heer Den Braber gericht, dus ik denk dat ik daar het beste aan voorbij kan gaan. De heer BBOUWEES: Ja, voorzitter ik dacht dat, ik leef in de veronderstelling dat die vraag beantwoord is geworden over dat' democratiseringsbesluit. Ik meen dat het zelfs op formele gronden uitgesloten was, maar ik denk dat het beste is om die vraag opnieuw op te duikelen en die in een andere instantie aan de heer Den Braber te beantwoorden. De heer DEN BEABEE: Ja, mijnheer de voorzitter, in ieder geval de heer Van Hoof en de heer Wijnen die zijn mij nog een antwoord schuldig. Ja, het kan ons alle maal overkomen^ "dat we in de commissie ja zeggen en hier in de raad neen. Ook mijn buurman de heer Van Hoof is dat overkomen en die heeft een keer in een beroepscommissie gezeten voor een paardentoestand en daar zei hij toen ook ja en hier zei hij ook neen. Mijnheer Wijnen zegt dat ik afstand neem van de post bestuurskosten. Dat doe ik omdat ik geen antwoord heb gekregen op mijn vraag en ook de voorzitter heeft daar op gewezen. Ik had gevraagd van geef daar nou eens een specificatie van en dat heeft het bestuur nagelaten. Vervolgens heb ik toen zelf gesproken met het personeel van de bibliotheek. Ik heb gesproken met een tot voor kort directie-secretaris van de P.B.C. van hoe vaak vergaderen die mensen nou en toen hebben ze gezegd van dat komt op k a 5 keer uit en ze zijn met zijn drieën en daar zet je dan 100,tegen. Dat is wat overtrokken. Ik kan de voorzitter volgen in zijn voorstel dat we voordat we terzake een besluit nemen eerst die nadere informatie alsnog vragen. Dat houdt dan wel in dat wij akkoord gaan met de begroting zoals die hier nu bijgesteld ligt voor '82. Onder die uitdrukkelijke voorwaarde ten opzichte van die pot. Tenslotte voor zover, mijn kennis van deze zaken reikt kan ik het verhaal van de voor zitter ten aanzien van de C.E.M.-normen bevestigen. Er zit geen enkele beweging in. De enige uitbreiding die er .een jaar of drie, vier geleden is geweest dat waren geloof ik een duizend uren, maar die gingen allemaal naar de stad Botterdam en daarna heeft er geen enkele uitbreiding meer plaatsgevonden en inderdaad ze gaan naar de provincie. Daarna pakt de P.B.C. haar deel er af en de rest wordt over de aangesloten bibliotheken verdeeld. De democratisering ja, ik heb dat antwoord dan toch gemist en ik zit er toch mee, want hoe kunnen wij nou be paalde democratiseringsregelen., die wat lijken op die voor de rest van het wel zijnswerk van toepassing zijn of van toepassing verklaren op de bibliotheek want daar moet het natuurlijk naartoe. In welke mate kan het personeel daar verder inspraak in krijgen en zo, er is wel werkoverleg, maar het contact tussen het personeel en het bestuur is abominabel slecht. Ik denk dat we daar zeker wat

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 208