-8-
plotseling naar de brandstapel moet. Anderzijds is onderhoud zonder zicht op
gebruik evenzeer ongewenst.
Gelukkig zijn de gemeentelijke financiën niet meer zo sterk verbonden met de haven
als 100 jaar geleden. Het zou er dan maar slecht uitzien voor het salaris van de
voorzitter als dat nu in eenzelfde verhouding tot het havengeld zou staan als
toen. Als de voorzitter ook met een tiende van het havengeld genoegen moest nemen
dan zou hij in 1982 maar 365,per jaar krijgen. Dit is zelfs 100,minder
dan hij toen werkelijk verdiende. Het historisch belang van de haven is dan ook
door het artikel van onze gemeentelijke voorlichter duidelijk aangetoond. Bij de
reconstructie dient naar onze mening het historisch karakter van de haven met
loskaden langs de zwaaikom zoveel mogelijk te worden gehandhaafd. Vandaar ons ver
zoek om een oplapplan. In dat verband vinden wij gemetselde muren al dan niet uit
verschillende perioden stammend waardevoller dan stalen damwand. De huidige
begroeiing langs de zwaaikom zou daarbij vervangen dienen te worden door bestrating.
Hierop kan parkeergelegenheid worden verkregen ten behoeve van de kom. De zwaaikom
dient dan ook als een vervolg te worden gezien van de driepoot. Het voorge
stelde parkeerterrein aan de Prof. van Ginnekenstraat dient dan ook te worden ge
schrapt. Het geld dat daarvoor nodig is kan met meer succes worden besteed aan de
Kaaistraat. De steiger in de haven zou een losse uitvoering kunnen hebben. Nu
krijgen we de indruk dat het loopplateau weer extra kosten met zich mee gaat brengen
en wel omdat het wandelen langs de kom en haven geïntegreerd gaan worden.
Uit uw antwoord maken wij op dat u de werken aan het Turfhoofd geen voorrang
wilt geven boven die aan de awaaikom. Wij hebben echter nog onvoldoende inzicht
gekregen in de uitvoeringsmogelijkheden van diverse werken. Ook de mogelijkheid
om subsidie daarbij te verkrijgen in het kader van de bevordering van de werk
gelegenheid zou daarbij dienen te worden onderzocht. Op grond van deze overwegingen
stellen wij voor om post 12 van investeringsschema te schrappen en dit jaar,
1982 dus, nog geen middelen voor de haven uit te trekken.
De noodzaak om de installaties van het zwembad te vervangen brengt met zich mee
dat wij het functioneren van het zwembad in beschouwing willen nemen. Helaas is er
momenteel geen voorstel om het zwembad aan te passen. Via de verslagen van de
sportraad hebben alle fracties kennis kunnen nemen van de noodzakelijke aanpassingen
van het bad en van het voorstel van de sportraad. In april j.l. heeft de sport
raad daarbij reeds een voorkeur uitgesproken voor de uitbreiding met 16 bij 12,5
meter. Toen werd daarvoor een investering geraamd van 815.000,Nu het voor
stel ter tafel ligt om een kostbare installatie te bouwen voor een ongeschikt
bad vinden wij het gewenst om de uitbreiding tegelijkertijd mee te nemen.
Anders zitten we weer minstens 15 jaar vast aan een ongeschikte installatie.
De installaties voor het grotere bad zijn slechts weinig duurder terwijl de be
nutting veel beter wordt. De benodigde middelen voor het bad willen we verkrij
gen door geen werken aan de beschoeiing op het Turfhoofd uit te voeren. Het
mogelijke verschil tussen de investeringsposten en het voordeel dat de werken ge
combineerd uitgevoerd worden, mag volgens ons wel aan de haven ten goede komen.
Bij de afweging van de exploitatielasten van de twee projecten valt het voordeel
uit naar het zwembad. In elk geval zullen de gebruiksmogelijkheden voor een
veelvoud van inwoners bij het zwembad verbeterd worden. Daarbij moet eveneens be
dacht worden dat de verbetering van de vrijstellingsmogelijkheden in eigen land tot
meer werkgelegenheid kunnen leiden. De verminderde welvaart zal ons dwingen om
het dichter bij huis te blijven zoeken. Bovendien geeft de bouw van een zwembad
meer werkgelegenheid in een sector waar stagnatie optreedt, dan het mechanisch in
de grond slaan van kostbare damwandplanken, zoals op het Turfhoofd wordt voorzien.
Dan in reactie op het voorstel van de heer Van Hoof om de uitkering voor de raads
leden op het niveau van 1980 te houden, kunnen wij mededelen dat wij dit voorstel
zullen steunen. De eenvoud van dit voorstel spreekt ons aan, terwijl het slechts
voor een deel van het jaar werkingskracht zal hebben. Dank u wel.
De heer VAN HOOF: Mijnheer de voorzitter, het uitgebreide antwoord van uw college
geeft mij aanleiding tot een enkele opmerking. Op een veelheid van vragen,
suggesties en opmerkingen is uw college ingegaan. Voor zover suggesties door het
college zijn overgenomen komen we uitgewerkte voorstellen nog tegen in de verdere
besluitvorming in 1982. Voor mij zijn er na het antwoord van het college geen voor
stellen overgebleven waar ik thans nog een nadere reactie op behoef te geven.