-6- thans om gevraagd wordt is met name van financiële en technische aard. Wij verzoeken daarom met nadruk een meer concrete toezegging op een zodanig tijdstip, dat op grond van de uitkomsten in de begroting 1983 met eventuele beleidswijzigingen re kening gehouden kan worden. In antwoord op door de fractie van de P.v.d.A. gestelde vragen over wijzigingen in de subsidie-verordening betrekt u ondermeer onze standpuntbepaling terzake van deze subsidieverordening. Daarbij wordt ons standpunt door uw college toch niet geheel juist weergegeven. U moet er de notulen van 19 november j.l. met name op bladzijde 23 nog maar eens op aalezen. Blijkens onze brief van 30 oktober j.l. weliswaar ten dele, hebben wij wijzigingsvoorstellen gedaan om de subsidiëring van activiteiten te verbeteren. Daarnaast hebben wij in de welzijnscommissie en bij de raadsbehandeling van de subsidieverordening duidelijk gesteld dat een subsidieverordening op basis van aktiviteiten onze voorkeur heeft. Alleen de over tuiging dat een en ander niet op korte termijn te realiseren is heeft ons doen besluiten met de subsidieverordening akkoord te gaan. In de commissie is door de voorzitter toegezegd dat het sociaal cultureel programma in 1983 zal worden ge baseerd op onderscheiden activiteiten in plaats van op instellingen. Het lijkt mij logisch dat daarbij wordt gevoegd een alternatieve wijze van subsidiëren op basis van activiteiten, naast die van de huidige wijze van subsidiëren. Het antwoord van uw college terzake het bijeen roepen van de commissie culturele minderheden geeft ons aanleiding een aanvullende vraag te stellen. Uw antwoord op bladzijde 17, ik citeer: "Daarenboven blijkt in de praktijk dat vele zaken, zoals subsidie, taaiprojecten etc. in direct overleg met het I.K.O.S. door de afdeling welzijn en afdeling financiën kunnen worden afgewerkt". Hiermee suggereert u dat deze afdelingen in de plaats treden van de commissie, hetgeen naar ons oordeel volstrekt onjuist zou zijn. Immers indien zaken ambtelijk kunnen worden afgedaan dan is zulks nimmer een motief om de commissie bijeen te roepen en evenmin om de commissie niet bijeen te roepen. Het kan zeker niet zo zijn dat ambtelijke ad viezen in de plaats komen van die van de commissie. Mijnheer de voorzitter, de fractie van de Partij van de Arbeid heeft in haar algemene beschouwing het te voeren beleid ten aanzien van het eventuele misbruik door piraten van de C.A.I. aan de orde gesteld. Naar onze mening mag het niet zo zijn dat ter voorkoming van specifiek gebruik door derden waardoor anderen onze gemeente aan sprakelijk stellen wordt overgegaan tot algemene uitschakeling van de C.A.I. Wij zijn alleen dan bereid dit principiële punt te verlaten indien dit zou leiden tot onevenredig hoge kosten voor onze gemeente danwel onze abonnees. Gelet op de schaal van onze gemeente achten wij het niet zinvol te streven naar een kort geding ten gerieve van de belangenbehartigers van de bioscoopbond. Tenslotte zijn wij het in het algemeen eens met het laatste advies van de beheerscommissie. Tijdens de algemene beschouwingen hebben diverse fracties suggesties gedaan over de hoogte van de vergoeding van raadsleden. In het licht van de gewijzigde eco nomische omstandigheden en de matiging die burgers, bedrijven en instellingen moeten leveren achten wij het in principe gewenst dat ook bestuurders daarin een bijdrage leveren. De vergoeding voor raadsleden is gekoppeld aan de brutosalarissen van ambtenaren, echter deze groepering moet om enigszins vergelijkbaar te blijven met de werkers uit het bedrijfsleven in de nettosfeer in zowel 1981 als 1982 een extra bijdrage leveren, die niet van invloed is op de vergoeding van de raadsleden. Hieruit mag worden afgeleid dat de vergoeding van raadsleden zich ten opzichte van de mensen uit het bedrijfsleven zich op een te hoog niveau beweegt. Het gaat dan niet aan incidenteel te corrigeren door de vergoeding uit het voorafgaande jaar ook voor het komende jaar vast te stellen. Naar onze mening moet uit het voorgaande geconcludeerd worden dat de maximumvergoeding geleidelijk moet worden teruggebracht en wel tot 90van het maximum door de minister van binnenlandse zaken vastgesteld. Deze geleidelijke afbouw kan worden bereikt als volgt: in 1981 uitgaan dat we 98% van de maximum vergoeding hebben gehonoreerd, in 1982 96% van de maximumvergoeding, 1983 9*+%, 198^ 92% en tenslotte in 1985 90% van de maximum vergoeding. Voorzitter dan kom ik tenslotte aan een stukje invulling van de financiële beschouwing. Tenslotte voorzitter uw antwoord op de financiële beschouwing geeft onze fractie weinig aanleiding tot het maken van opmerkingen. U neemt of de voorstellen over of u stelt wijzigingen voor die onze instemming hebben. Blijft over de vraag of als gevolg van uw antwoord over post 110 subsidie aan de raad der Europese gemeenten

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 191