-13- na te streven. Wij willen duidelijk langs de weg van geleidelijkheid tot ont wikkeling komen, althans het sociaal-cultureel werk tot ontwikkeling laten komen. Veranderingen moet je niet abrupt doorvoeren, in tegendeel je moet beogen dat het sociaal-cultureel werk een van de uitgangspunten van de beleidsnota door het particulier initiatief gedaan kunnen worden. Verder zijn er nog praktische redenen aangehaald. Je zou wanneer je het uitstelt, bijvoorbeeld met een half jaar zoals de concrete gedachte was, organisaties toch wel gedurende een half jaar in het onzekere laten. Daarenboven moeten we ons realiseren dat dan activiteiten al gedurende een half jaar hebben plaatsgevonden. Wat is daar de zin dan van Ik vind dat we nu terecht en juist kiezen op basis van de bekende, van de inge diende activiteiten of van de ervaringen zoals er die zijn met de muziekschool en Stichting Gemeenschapshuis. Op grond daarvan ontraden wij ten stelligste om dus tot uitstel over te gaan. Waarom wij nog niet een overleg met het Maatschappelijk Centrum, met het opbouwwerk, met S.O.J.O. en de Muziekschool zijn aangegaan. Ik ben blij dat de heer Rennings ons daar toch eigenlijk een klein beetje misschien onbewust in geholpen heeft. Wanneer wij alles tegelijk zouden willen, ik denk dat hier dan een ambtelijk apparaat moest zitten en ik denk dat hier dan nog een veel heid aan bestuurders moest hebben gezeten om dat inderdaad te kunnen realiseren. Los van dat feit of dat nou zo noodzakelijk is. De raad heeft gezegd in april dit is het beleid, duidelijk uitgesproken, het staat zwart op wit, dat gaat uit gevoerd worden in 1982, in het verdere overleg waar dat nodig is. Dat is de reden waarom wij én door het werk, maar tevens ook gewoon om zuiver praktische redenen dat overleg van meet af aan ook bedoeld hebben om dat op een zodanig tijdstip te doen dat deze voorbereidende werkzaamheden achter de rug waren en dat het voor organisaties ook mogelijk wordt om in te kunnen spelen, zichzelf te kunnen voor bereiden op door de raad geuite wensen ten aanzien van dat beleid. De heer Den Braber heeft verder aangehaald dat een aantal activiteiten ontbreken. Hij heeft genoemd niet-actieven en nog andere. Voor zover ze ons bekend zijn hebben wij ze toegevoegd aan het programma, maar ik denk dat bijvoorbeeld activiteiten voor niet-actieven inderdaad verdeeld zijn over een verschillend aantal verenigingen en je kunt dus niet de activiteit zo zonder meer vaststellen, maar wij wachten de plannen af. Los daarvan weten we dat het voor een aantal van de door de heer Den Braber genoemde activiteiten geld door deze raad gevoteerd is. Ik doel daarbij bijvoorbeeld op de activiteiten voor de niet-actieven. Waarom de Stichting Ge meenschapshuis expliciet genoemd is, dat was ook aangevoerd in een bezwaarschrift van de wijkvereniging 't Spui. Nou het is in onze ogen vrijwel uitgesloten dat we een vergelijkbare stichting nog eens ernaast zouden krijgen met hetzelfde doel, afgezien van het feit of dat realiseerbaar is. Vandaar dat het eigenlijk niet zo'n actuele zaak is om dat dan maar breed uitgesponnen mogelijk te maken in een sub sidieverordening, maar wij zijn er gewoon van uitgegaan dat het praktisch vrijwel uitgesloten is. Mocht er ooit een vergelijkbare instelling bijkomen dan is dat niet zo'n enorm karwei om daarop de verordening aan te passen. Vandaar dat wij dat ook in die zin zo willen laten staan. Waarom club- en buurthuiswerk anders dan' bijvoorbeeld S.O.J.O. benaderd zijn met betrekking tot de benoeming instelling. Nou wij hebben gezocht naar een De VOORZITTER: Wethouder, de heer Den Braber wil zijn vraag verduidelijken. De heer DEN BRABER: Niet ten opzichte van S.O.J.O., maar ten opzichte van het vrijwillig jeugd- en jongerenwerk: Scouting, Jeugdwerk Jagers. De heer BROUWERS: De S.O.J.O. en De heer DEN BRABER: Nee, nee, het club- en buurthuiswerk zoals bijvoorbeeld de wijkverenigingen en het bejaardenwerk aan de ene kant ten opzichte van het vrij willigers jeugd- en jongerenwerk. Bijvoorbeeld Scouting en Jagers. Waarom, terwijl de gemeente altijd ten opzichte van allebei een afstandelijke houding inneemt. We zeggen van nou daar moeten we ons niet zo mee bemoeien. Waarom dan toch andere subsidiegronden binnen zo'n zelfde houding gezocht wordt De heer BROUWERS: Ja, ik had dat toch wel begrepen. Omdat wij er van uit zijn ge gaan om waar mogelijk naar eigen aard en karakter de subsidieverordening in te kleden. Ja, een aantal en ik vind dat toch echt nuances, hoe ga je nu de doel matigheid afstellen. Althans een nuance niet gezien of dat het wel of niet noodza kelijk is, maar hij heeft voorbeelden genoemd, ja er worden een aantal" trommels genoemd enz. enz. in die subsidieverordening, daar ben ik mee akkoord ja. Ik denk dat dat ook alleen maar de duidelijkheid bevordert voor de betrokken organisaties

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 124