-12- Het vele werk verricht door zowel het college, de welzijnscommissie, de wel zi jnsambtenaar, raad en burgers, onderschat ik zeker niet. Ik denk dat na alle plussen en minnen er nog wel meer plussen en minnen zullen blijven. Desondanks is er een redelijk sociaal-cultureel plan en subsidieverordening tot stand gekomen. In deze tijd zal eenieder ervan doordrongen zijn gezien de hele economische toestand dat er toch de komende jaren zal moeten worden omgebogen. Ik dacht dat is een duidelijke zaak. En dat bij het uitvoeren van het sociaal-cultureel beleid een open en geregeld overleg een pure noodzaak is. Voorzitter, ik sluit mij verder aan bij het college en wil mijn goedkeuring geven om tot vaststelling van dit punt te komen. Dank u wel. De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffiepauze. Na opheffing van de schorsing geeft de VOORZITTER het woord aan: De heer BROUWERS: Ja, voorzitter, de beantwoording van datgene wat gesteld is, ik zal proberen om het zo zakelijk mogelijk te doen en dan sluit ik daarbij aan wat de heer Van Hoof in de eerste ronde gesteld heeft. De stortvloed van nota's en woorden die over het sociaal-cultureel werk, over het welzijnsplan gepasseerd zijn, die zijn zeer overvloedig en ik denk dat het wat eigen is aan de soort werk, dat is heel duidelijk. Ik vraag me wel af of dat we voldoende in de gaten houden waar het nou in feite om gaat. De rode draad door het hele gebeuren, decentralisatie van het welzijnsbeleid, grotere taak of de eigen taak die de gemeentelijke over heid binnen het hele gebeuren krijgt: De sturingsfactor die van de overheid op dat sociaal-cultureel gebeuren uit kan of moet gaan; de verantwoordelijkheden die ze heeft naar de ene werkvorm zwaarder dan naar de andere werkvorm; stimulering van het particulier initiatief. Zo kan ik nog een hele hoop dingen ophalen. Ik ben ervan overtuigd dat in de afgelopen periode ondanks dat daarover kritische opmerkingen te maken zijn er toch zeer consciëntieus beantwoord is aan het doel wat we ons gesteld hadden toen we begonnen met deze werkopzet. Ik voeg daar wel aan toe, ook dat heeft de heer Van Hoof reeds gezegd, had iedereen voorzien wat het dus met zich mee zou brengen. De heer Den Braber heeft zich nogal erg teleurgesteld uitgesproken over een aantal zaken. Overigens vrijwel dezelfde zaken die in de schriftelijke behandeling ook reeds naar voren waren gekomen, behoudens een stuk over de culturele minderheden niet. Ik denk dat ik daar in belangrijke mate toch naar verwijs. Hij zegt de gelegenheid die in april j.l. bleek die is nu verre van zoek. Dat is voor mij de grote vraag. Als je aanneemt dat de concept-beleidsnota als grondslag gediend heeft voor de verdere invulling. Als we daarbij in ogen schouw nemen moeilijkheden waarmee organisaties zitten om meteen in te kunnen spelen op die zaak die sowieso door een overheid en zo kan het overkomen en ge steld worden, dan ben ik de mening toegedaan dat voor wat betreft het plan we duidelijk zijn voortgegaan op datgene wat in april is vastgesteld door uw raad en dat ervoor de invulling van een programma aanvankelijk een aantal zaken duidelijk ontbraken, werkplannen ontbraken, met name ook van de grotere, maar waar echte activiteitenplannen ontbraken zijn wij bijvoorbeeld zoals het gebeurd is bij het M.C. op de voorlopige begroting afgegaan, want ook daaruit blijkt wat een organi satie of ik denk in het bijzonder wat een organisatie aangeeft te gaan doen. Voor de muziekschool in de beleidsnota hebben wij aangegeven waar we naar streven, waar de raad naar toe wil. Ik wil dat even met nadruk nog stellen:Waar de raad naar toe wil. In voortgang op het bestaande werk. Ik denk dat het duidelijk is dat voor wat betreft de muziekschool en dat geldt in nog grotere mate voor de Stichting Gemeenschapshuis, wij zijn doorgegaan voor 1982 op de ervaringen en op de plannen, de activiteiten die daar eerder waren. Dus eigenlijk een voortzetting van het be leid in aansluiting en rekening houdend met hetgeen we in het beleidsplan daarover voornemens zijn te gaan doen. Als ik dan nog aanhaal of als ik dan nog beargumenteer op grond van wat wij schriftelijk hebben laten weten aan de raadsleden om plan en programma maar uit te stellen. Ik heb aangegeven dat het programma dus wel degelijk concrete zaken, alle concrete zaken bevat. Waar zaken ontbraken hebben we ze óp voorstel van de commissie toegevoegd of er naar verwezen. Dus er is echt een totaal beeld te vormen. Om het nu uit te stellen daarenboven omdat niet alles zo is zoals de Partij van de Arbeid dat zou willen. Ik ontraad, wij ontraden dat ten stelligste, want ze passen wel degelijk in het beleid de activiteiten. Met het uitvoerend werk wordt waar nodig overleg gepleegd, gevoerd om de realisering van de gestelde doelen

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 123