-11-
geval een stuk uitbreiding wordt gegeven. Tenslotte voorzitter, ik denk mede
naar aanleiding van datgene wat in de welzijnscommissie is gezegd dat het ook
nodig is om de ondersteuning van S.O.J.O. door de beroepskracht waarvan al
meerdere malen sprake is geweest om dat te bezien in het licht van het in mei
aflopende plan voor de jeugd- en jongerenwerker, dat we dat in ieder geval
budgettair voor het sociaal-cultureel werk veilig stellen. Ik denk dat we dan
nog alle ruimte hebben om het toe te wijzen en om er inhoud aan te geven, maar
ik denk dat het verstandig is dat we het budgettair veilig stellen. Dat was het.
De heer VAN HOEK: Ja, mijnheer de voorzitter, op de eerste plaats mijn waarde
ring voor de opstellers van het sociaal-cultureel plan. Gezien de complexiteit
van de materie en de beschikbare tijd en mankracht is er voortvarend gehandeld.
Dat de betrokkenheid van de organisaties bij de plannen niet optimaal genoemd
kan worden is u bekend. Daarom mijnheer de voorzitter, wil ik er voor pleiten
dat de ondersteuning van de gemeente bij de opstelling van het jaarlijks werk
plan en de jaarlijkse evaluatie een daadwerkelijke moet zijn. Vrijwilligers
organisaties werken nu eenmaal anders. Wanneer de secretaris van die vrijwilligers
organisatie een pak papier binnenkrijgt van de gemeente zoals het sociaal-
cultureel plan en programma 1982-1985 dan denk ik dat hij zich afvraagt van
waar ben ik mee bezig. Een dergelijk pakket doorlezen en dan nog doorbrieven
aan de overige bestuursleden en in een zo korte tijd is een onmogelijke op
gave. Een korte overzichtelijke makkelijk leesbare versie had denk ik meer
effect gesorteerd. De betrokkenheid namelijk van alle organisaties bij het
sociaal cultureel plan is een noodzakelijkheid. Gezien de ontwikkeling van de
financiën dienen volgens mij prioriteiten te worden gesteld. Deze moeten
enerzijds hun begrenzing vinden in de continuering van als waardevol ervaren
bestaande welzijnsvoorzieningen, anderzijds moet op basis van een gedegen
weging voor de plaatselijke gemeenschap als minder belangrijke ervaren wel
zijnswerk kritisch worden bezien. Vanzelfsprekend is het onmogelijk om de waarde
van de ene sector op zich te vergelijken met de waarde van een andere welzijns
sector. Wel zal iedere organisatie de mogelijkheid moeten hebben via het in
dienen van een werkplan de waarde van hun activiteiten voor de gemeenschap aan
te tonen. Mijnheer de voorzitter, op velerlei terrein zal nader overleg en
nadere uitwerking in 1982 moeten plaatsvinden. Diverse instellingen in Ouden
bosch hebben hier recht op. Een basis is gelegd. Tot slot mijnheer de voor
zitter nog een opmerking met het voorstel om van nieuwe activiteiten 2% van het
beschikbare budget beschikbaar te stellen, daar kan ik mee akkoord gaan.
Mevrouw KNIEP-KÖHNKE: Mijnheer de voorzitter, ik wil mij beperken door een re
actie te geven op de reactie van het college, naar aanleiding van de schriftelijke
commentaren en wel mij beperken tot een reactie op bladzijde 7« Mijnheer de
voorzitter, onder punt a een opmerking er aan toevoegend, dat een advies naar de
stichting gemeenschapstehuis zou moeten zijn, dat als er omzet gemaakt wordt
dat moet resulteren in een betere exploitatie, waardoor de subsidie in de komende
jargn wat omgebogen kan worden. Onder punt b ben ik onduidelijk. Ik zal proberen
nu wel duidelijk te zijn. Ik ben van mening dat culturele aktiviteiten, zoals
zij plaatsvinden in de "Kring" in Roosendaal op kleine schaal in ons eigen Fidei
et Arti zouden kunnen plaatsvinden. Ik begrijp dat dit een aanloopperiode nodig
heeft die financiële consequenties met zich meebrengt. Hierin zouden wij als
gemeente een startsubsidie moeten verstrekken om te komen tot a. een optimaal ge
bruik van de gebouwen en b. meer culturele aktiviteiten in ons koepelstadje en
voor onze bewoners. Mijnheer de voorzitter, ten aanzien van punt c het volgende.
Ik ben van mening en blijf benadrukken dat ook de wijkverenigingen de tering
naar de nering zullen moeten zeggen. Kostenbesparende activiteiten bij de wijk-
verenigingen zijn dan ook sterk aan te bevelen en zijn realiseerbaar, onder
andere door onderlinge samenwerking met betrekking tot grootse evenementen.
Ten aanzien van punt d mijnheer de voorzitter heb ik geen opmerkingen. Onder
punt e, met de door mij genoemde commerciële benadering van de aktiviteiten van
S.O J.O. bedoel ik niet dat alles wat S.O.J.O. organiseert dermate commerciëel
hoeft te zijn. Dat er alleen die activiteiten zouden mogen plaatsvinden die
financiëel rond zitten. Ik ga er gewoon van uit dat S.O.J.O. door zijn horeca-
activiteiten een dermate grote omzet heeft d.at zij zelf de onrendabele activiteiten
daaruit zouden kunnen bekostigen. Dat dit budget zelfs nog ruimte over heeft tot
het creëren van een vaste arbeidsplaats. Voorzitter, ik wil komen tot een slot.