-10- verbeteringen in en de belangrijkste die ik er uit heb kunnen halen is dat de subsidie zodanig is aangegeven dat organisaties een stuk van de vaste kosten gesubsidieerd krijgen en dat naar mate die organisatie groter wordt de moge lijkheid bestaat om die subsidie te verminderen. Met andere woorden dat op grond van het gegeven dat bij grote organisaties hun vaste kosten relatief lager zijn dat je daar bij de subsidie rekening mee kunt houden en omgekeerd kleinere organisaties die een zware last hebben van vaste kosten die daardoor meer geld kunnen subsidiëren, dat vinden wij een hele belangrijke verbetering. Het neemt niet weg dat de subsidieverordening zoals gezegd nog erg gedetailleerd is, nog veel te veel is afgestemd op organisaties en leden in plaats van op activiteiten en dat dus in de loop van de komende jaren daar nog terdege veran dering in moet worden aangebracht. Aan het begin heb ik al aangetoond dat een en ander ook geldt voor het plan. Toen ik in mijn verhaal vroeg om bij de voor bereiding van de procedures of programma's om plannen voor 1983 in te dienen, er toch gestreefd moet worden naar zo eenvoudig mogelijke administratieve pro cedures. Als ik dan kom tot de behandeling van de bezwaarschriften dan moet het mij toch van het hart dat de grote mate van eensgezindheid bij een aantal be zwaren in de welzijnscommissie ik toch op een aantal punten een, ja hoe moet ik dat zeggen een nog op een aantal vitale bezwaarschriften toch een grotere tege moetkoming van het college had verwacht. Dan noem ik met name het punt van de flexibiliteit. Ik constateer dat het plan flexibel moet zijn. Dat staat in onze beleidsnota. Als ik kijk in de wet of het besluit van de rijksbijdrageregeling sociaal-culturele activiteiten, dan staat er in artikel 2 dat die culturele activiteiten moeten aansluiten op initiatieven en behoeften van de bevolking of groepen daaruit. Dat wil zeggen je moet inspelen op de orde van de dag. Dat betekent ook dat je ruimte moet geven aan organisaties indien ze binnen de doel stelling van de organisatie, binnen het raam van het sociaal-cultureel plan, activiteiten anders doen dan ze in het programma hebben opgenomen, wijzigingen aanbrengen mogelijk moet zijn. In het programma staan op grote, verregaande detailleringswijze, op verregaande mate van detaillering staat aangegeven wat die organisaties gaan doen. Welnu, dat doen ze ruim anderhalf jaar, kan dat z;ijn, voordat een activiteit plaatsvindt. Dan moet het toch mogelijk zijn om zonder bestuurlijke bemoeienis, nogmaals mits het is op grond van, mits het is binnen die randvoorwaarde die ik net gegeven heb, moet het mogelijk zijn om die acti viteiten uit te voeren. Ik betreur het dan ook dat het advies van de welzijns- commissie om artikel 23 aan te passen en wel aan te vullen als volgt en dat betreft artikel 23, lid 2 en dat luidt tot nu toe dat afwijking van dit werk plan behoeft de goedkeuring van burgemeester en wethouders en mijn amendering zou moeten zijn en die is ingegeven door een van de wijkverenigingen, tenzij die past binnen het kader van de doelstelling van de instelling en overeen komt met de grondslag zoals die voor de subsidie is aanvaard en niet direct van in vloed is op de geraamde subsidiebedragen. Daarmee loopt de gemeente weinig risico en je geeft de organisaties die daar kennelijk erg mee zitten, want vrij wel elk bezwaarschrift gold dit punt, kom je daarmee tegemoet. Ik heb aan het begin van mijn verhaal ook aangekondigd dat ik met betrekking tot die demo cratisering een voorstel tot wijziging had. Het betreft dan een vervolg op artikel 8 van de bijlage, of als dat ja, naar de bijlage beter is, artikel 9, dat voor 1 januari '83 instellingen aanzetten dienen te geven tot invulling van de democratisering van het bestuur. Voorzitter, ik ben wel blij met de over name van enige van onze andere suggesties, waarvan de belangrijkste de verho ging van de post onvoorzien. Ik blijf erbij dat die verhoging gevonden moet worden binnen het sociaal-cultureel werk. Daar zijn twee redenen voor. De eerste reden is weer die flexibiliteit. Flexibiliteit wil zeggen dat je moet kunnen veranderen of moet kunnen wijzigen en dat betekent dat er nieuwe activiteiten bij moeten kunnen komen en oude activiteiten moeten kunnen afvallen. Het tweede punt is dat wij nu eenmaal leven in een tijd waarin het ons allemaal wat minder goed gaat dan we dat gewend zijn. Wij konden kO jaar leven en denken in meer. Ik denk dat we nu moeten leven in een tijd van kiezen. Kiezen voor het een, kie zen voor het ander en ik denk dat je daar welke sector dan ook er niet van kunt uitsluiten en dat geldt dus ook voor de sector van het sociaal-cultureel werk. We moeten daarbij niet vergeten, dat in de sfeer van de akkommodaties in ieder

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 121