-7-
nigingsleven zoals het thans bestaat. Weliswaar hier en daar met haken en ogen
wellicht, maar we moeten ons daarbij realiseren dat het in bijna alle gevallen
particulier initiatief is wat er aan ten grondslag ligt en ik zou wat dat betreft
op geen enkele manier middels verordeningen of voorschriften dat particulier
initiatief op welke wijze dan ook willen beperken of mogelijk de nek omdraaien.
Mijnheer de voorzitter, ik heb kennis genomen van de wijzigingsvoorstellen.
Ik heb daar weinig aan toe te voegen. Ik had alleen nog een vraag aan het
college, wat de bedoeling is of wat de gevolgen zijn van het uitgaan in artikel
80 van de netto-kosten en waarom deze wijziging en of dat u mij aan kunt geven
voor welke instellingen deze wijziging consequenties heeft en ik welke mate
Dan wil ik graag van u vernemen een bedrag en voor welke verenigingen dat con
sequenties heeft. Er wordt ergens op bladzijde 6 een toevoeging gevraagd van
de Blauw Hoef. Ik dacht dat dat was in verband met het programma van S.O.J.O.
om daaraan toe te voegen dat praktisch geen gebruik of weinig gebruik kon
worden gemaakt van de Blauw Hoef. Vooraleer deze wijziging opgenomen zou worden
zou ik de bevestiging willen hebben of.dat dat en in welke mate dat het inder
daad zo is. Ik denk dat het zinvol zou zijn om dat eerst even vast te stellen
voordat we het opnemen. Mijnheer de voorzitter, dat was in het kort wat ik
hierop te zeggen heb. Aan de orde is ook de ontwerp-subsidieverordening van de
Partij van de Arbeid. Bij het lezen daarvan had ik daar een geweldige waarde
ring voor, alleen al vanwege het feit dat hij maar bestaat uit 18 artikelen
naast onze subsidieverordening die we thans hebben van 122. Als we de omvang
bekijken dan zijn het drie of vier kantjes en de onze is een half boekwerk. Ik
denk dat hij qua hanteerbaarheid voor diegenen die aanspraak moeten maken op
gemeenschapsgelden dat hij ook veel gemakkelijker te hanteren is. Dat is het
bezwaar wat ik toch wel heb tegen het zeer omvangrijke stuk wat wij thans vast
gaan stellen. Ik heb begrepen uit de antwoorden van het college dat het eigen
lijk voldoen is aan wettelijke bepalingen, dat het voorschrift is. Gelukkig
ben ik er niet mee mijnheer de voorzitter, maar het kan niet anders. Ik ben wat
dat betreft een voorstander van de toch wel korte, zakelijke weergave voor
onze gewone mensen, ik bedoel daar mee de mensen die in het verenigingsleven
moeten functioneren op een simpele wijze kunnen naslaan op wat voor gronden en
op wat voor basis dat er eventueel gemeenschapsgelden ter beschikking komen.
Ik denk dat dat ieder bestuur van een vereniging maar over moet laten aan onze
ambtenaren, want ik geloof niet dat ze er zelf op een of andere manier wijs uit
kunnen. Als ze het wel kunnen dan vind ik het flinke mensen, maar ik heb daar
toch problemen mee. Nogmaals, ik ga er vanuit dat wat dat betreft de hulp van
de zijde van het gemeentebestuur optimaal en ook maximaal zal z,ijn, zodat
iedereen wat dat betreft toch duidelijkheid zal krijgen over waar ze ingevolge
de subsidieverordening recht op hebben. Dat was het mijnheer de voorzitter.
De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, hierbij willen wij onze waardering
uitspreken voor het opgestelde plan en programma. Het is een uitvoerig werkstuk
geworden en wij bewonderen de werkzaamheid van degenen die dit in vrij korte tijd
hebben voorbereid. Bij dit werk zouden we dus wel willen betrekken de mede
werkers van de secretarie, maar ook het werk wat de mensen in de welzijnscommissie
daarvoor gedaan hebben. Zoals u al hebt gemerkt hebben wij onze opmerkingen
over het plan en programma al ter kennis gebracht van het college en van andere
raadsfracties. Het waren eigenlijk meer opmerkingen die betrekking hadden op
schoonheidspuntjes, perfectionering zouden wij na willen streven, de toeganke
lijkheid danwel dat het er nou allemaal zo verkeerd op stond. Uit uw antwoord
heb ik opgemerkt dat u onze suggesties ter harte wilt nemen voor zover het in
het vervolg mogelijk is ten aanzien van de redactie en duidelijkheid. Opvallend
uit de ingediende bezwaren en opmerkingen tijdens de informatie-avond is wel naar
voren gekomen dat de verenigingen en instellingen veelal nog moeten wennen aan
de planmatige opzet van het sociaal-cultureel werk wat nu nodig is om die rijks
bijdrage in ontvangst te gaan nemen als gemeente. Toch lijkt het ons wel duide
lijk dat deze problemen voornamelijk tot de beginfase beperkt zullen blijven.
Maar over spontaan opgekomen activiteiten die zullen steeds enige aanloop blijven
vragen hoe je dat op moet lossen. De voorstellen van zaken alsof men daardoor
in zijn activiteiten beperkt wordt lijkt ons bovendien niet juist. Organisaties
krijgen aan de andere kant dóór een planmatige opzet meer zekerheid over de sub-