-6-
het ongewisse verkeer van hebben wij als gemeente daar überhaupt op dit moment
wel iets in te doen. Wordt dat helemaal gefinancierd, dus inclusief de acti
viteiten of moet dat opgenomen worden in de gemeentelijke bemoeienis Ik weet
dat niet. Ik denk alleen dat in het sociaal-cultureel plan de buitenlanders
niet gemist hadden kunnen worden. Terugkerende naar wat mijn collega gezegd
heeft over je moet activiteiten subsidiëren en geen instellingen en per werk
soort een budget vaststellen, betekent dat dat op een hele goede manier deze
aangelegenheid ingebracht had kunnen worden in het sociaal-cultureel plan en
gelet op het feit dat het een plan is voor vier jaar denk ik dat we dus op dit
moment iets verzuimd hebben waarvan ik zeg van eigenlijk zouden we nu toch
met elkaar maar besluiten om dat verzuim goed te maken- ën om toch de werksoort
sociaal-cultureel werk voor minderheidsgroepen in Oudenbosch op te nemen met een
budget in het sociaal-cultureel plan. Ten aanzien van de afhandeling van het be
zwaarschrift van het Internationaal Komité wou ik nog iets opmerken. Ik herinner
me, het is al weer een geruime tijd geleden, ik denk zeker een jaar geleden, dat
gesproken werd over de noodzaak, de voorwaarde om de werkplannen in te dienen
en er is toen geantwoord en dat kan zijn door wethouder Brouwers, het kan zijn
door de welzijnsambtenaar, daar wil ik even van af wezen, maar toen is daarop
geantwoord dat dat voor een aantal instellingen toch wel een moeilijke aange
legenheid zou zijn vanwege het vrijwilligerswerk en zo en daar is toen op ge
reageerd in de vorm van maar in zo'n geval moet de gemeente hand- en span
diensten verlenen. U zult dat vast nog wel ergens terug vinden in de analen.
Als ik dan hier lees dat er een afspraak werd gemaakt en dat het Internationaal
Komité nader kontakt zou opnemen en dat die afspraak niet is nagekomen, dan
heb ik het gevoel dat het een beetje kinderachtig is. Dan heb ik het gevoel
dat wij vanuit dit huis met instellingen en zeker instellingen die niet zo'n
bijzondere hechte basis hebben in de gemeente en bestuurlijk niet zo vreselijk
goed in elkaar zitten, neem ik althans aan, om zo'n instelling wat actiever te
benaderen en met hen te zorgen dat dat werk dat dat wel komt en ik denk dat dat
had moeten gebeuren. Mijnheer de voorzitter, dat is wat ik hierover wilde zeggen.
De heer VAN HOOF: Ja, mijnheer de voorzitter, ik wil ook iets zeggen over hetgeen
wat thans voor ons ligt. Ik wil het echter wel kort houden. Decentralisatie van
beleid, dat het zou leiden tot een zaak in een omvang zoals die thans voor ons
ligt denk ik dat niemand van ons heeft kunnen bevroeden mijnheer de voorzitter.
Dat het zou leiden tot een woordenstroom op papier en uitgesproken hier in deze
raad en in diverse commissievergaderingen, dat had eigenlijk ook niemand ver
wacht. Mijnheer de voorzitter, thans ligt voor ons het programma en de sub
sidieverordening voor het sociaal-cultureel plan 1982-1985» Met waardering en
soms ook wel met verwondering en verbazing heb ik kennis genomen van het zeer
omvangrijke boekwerk en de reacties hierop en de wijzigingsvoorstellen die
thans voor ons liggen. Met waardering voor de wijze waarop een en ander wordt
gepresenteerd bekruipt mij toch ook een angstig gevoel. Het gevoel dat met de
omvangrijkheid van geschriften en verordeningen gepoogd wordt het sociaal-cul
tureel beleid vast te leggen. Naar mijn overtuiging moet en kan deze vast
legging alleen maar ten doel hebben het functioneren van de huidige verenigingen
en instellingen in onze gemeente en om dat te beveiligen en rechten daartoe vast
te leggen. Wat dat betreft hoop ik dat veel meer naar de geest te werk zal
worden gegaan dan naar de letter, mijnheer de voorzitter. Met andere woorden
ik hoop dat deze verordeningen op geen enkele wijze afbreuk zullen doen aan het
functioneren van onze huidige verenigingen en het voortbestaan van het vere
nigingsleven zoals het thans bestaat en functioneert. Mijnheer de voorzitter,
wij moeten constateren dat het ook heden ten dage nog steeds een probleem is
om wat dat betreft activiteiten gaande te houden en toch zeker van de grond te
krijgen. Ik denk dat bepalingen en verordeningen er niet toe mogen leiden dat
op welke wijze dan ook dat nog meer bemoeilijkt wordt. Het verheugt mij dan
ook dat in een van de antwoorden van het college gesteld wordt dat er in het
ontwerp voor wat betreft de subsidiemethodes gekozen is of in ieder geval zo
veel mogelijk is aangesloten bij de thans geldende regeling. Mijnheer de voor
zitter, er is van de andere kant naar voren gebracht dat het juist allemaal
anders zou moeten, dat het drastisch gewijzigd zou moeten worden, dat er ri
goureus de plannen moeten worden opgenomen die tot andere doelen leiden. Ik moet
toch op dit moment mijn waardering uitspreken voor het functioneren van het vere-