-41- De heer VAN HOOF: Ik kan me herinneren dat er zelfs nog overleg geweest is met de heer Van der Graaf over het vervolg van het voorstel. De VOORZITTER: Nee, maar er is in ieder geval ook nog in een later stadium in deze raad de mogelijkheid geweest om er op te reageren, namelijk toen, en dat is het enige stukje wat de wethouder en ik voorafgaand aan deze vergadering nog vlug hebben kunnen inzien, toen in augustus 1980 in de subsidiecommissie de zaak besproken is. Daar is geloof ik anderhalf vel aan gewijd in de notulen en de verslagen van de subsidiecommissie die stonden op de agenda van de raad en ik neem aan dat als er toen op enigerlei wijze verzet was aangetekend tegen de conclusie van de subsidiecommissie dat het geen zin had om het op die termijn zo kort voordat die subsidiëring principieel opnieuw aan de orde zou komen om dat op te vatten dat het dan gewoon op een andere weg, op een andere wijze weg had gegaan en nogmaals ik moet wat dat eerste stuk betreft alleen maar veronderstellende wijs spreken, want dat hebben we niet kunnen nagasin. De heer VAN DER GRAAF: We kunnen beter pas conclusies trekken als we de stuk ken erbij hebben. De VOORZITTER: Akkoord, maar dan doen we het allebei: U en ik. Dan wachten we met de conclusies. De heer VAN DER GRAAF: Hier is het apparaat om dat even op te zoeken. De VOORZITTER: Nee, nee, dat denk ik niet zo snel, maar ik zorg dat die ge gevens in ieder geval op tafel komen en dat we de procedure allemaal exact voor ons krijgen. De heer BROUWERS: Ik hoef maar op een ding in te gaan. Mijnheer Den Braber die heeft verondersteld dat vanuit die commissie het aan de welzijnscommissie aangeboden wordt dan denk ik dat hij de notulen eens goed moet lezen daarover en dan de opmerking van de heer Rennings. Die zegt van ja, maar de wethouder zegt bij de rondvraag van de welzijnscommissie toch. Nou nee, daar heeft de heer Den Braber gevraagd, ik zal het letterlijk voorlezen: "vraagt of de subsidieverordening door de P.v.d.A. gemaakt, nog naar de raad gaat. Deze moet wel beschouwd worden als een voorstel. De voorzitter zegt dat hieraan ge dacht zal worden." De voorzitter wist van dat voorstel niks af. Ik conformeer me aan hetgeen wat in de welzijnscommissie is afgesproken. Dan vind ik het wat raar als je zo'n voorstel in de welzijnscommissie gedaan meteen gaat hono reren als zijnde een voorstel waar de raad dus achter moet gaan staan. De heer VAN DER GRAAF: Maar wat komt er dan uit als een raadslid een voorstel aan de raad doet Wie is er nou bij machte, om dat te doorkruisen De VOORZITTER: De raad. De heer VAN DER GRAAF: Maar die heeft dat niet gedaan. De VOORZITTER: Nee, nou dat zoeken we op. De heer VAN DER GRAAF: Er moet gewoon een voorstel in de raad komen, of liever gezegd het voorstel dat ligt er. Dus dat moet gewoon een keer aangeboden worden. De VOORZITTER: Dat reconstrueren we en als dat inderdaad fout gebeurd is dan wordt het gecorrigeerd. Er ligt nog een uitnodiging van de zijde van de heer Van der Graaf en dat is om de stukken die betrekking hebben op het sociaal- cultureel plan waar het het besluit in de raad betreft om die schriftelijk voor te bereiden. Ik zou het van harte willen ondersteunen, waarbij we dan moe ten afspreken dat de fracties stukken uitwisselen aan elkaar en aan het college en dat er een reactie komt van de zijde van het college wat het voorstel ge daan heeft. Dan moeten we proberen wellicht om er zelfs een tweede termijn van schriftelijke behandeling in te krijgen, want dan kunnen we alles in de ge detailleerde uitwerking uit de discussie bannen en dan kunnen we in de raad in ieder geval alleen maar het bestuurlijke stuk doen. De heer VAN HOOF: Mijnheer de voorzitter, wij gaan de tour van de Tweede Kamer op onderhand, maar we zijn nog gewoon bezig met raadswerk hoor. Gewoon monde ling de zaak afhandelen dat is tot op heden altijd gebeurd en ik vind dat we op die manier toch een heilloze weg opgaan, want je zult het toch altijd blijven houden dat ook na dat schriftelijk inzicht er toch verschil van mening blijft in de discussie tijdens de behandeling van dat punt. Dus ik denk dat je wat dat betreft heel weinig uit de weg gaat. Tenminste de ervaringen kennende van deze raad. De VOORZITTER: Nou, ik denk dat het per persoon verschillend zal zijn, naarmate

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 105