-6- De heer VAN DER GRAAF: Mijnheer de voorzitter, een iets minder loffelijk woord bij de aanvang over de nota die gemaakt is ten aanzien van de sociaal- culturele akkomrnodaties. Ik wil de scherpte daaraan onmiddellijk zelf ont nemen door het beroemen van de betrekkelijk korte tijd die er was om die nota op te stellen. Ik kan me voorstellen dat u dan niet de gedegenheid heeft die men er eigenlijk wel van zou moeten verwachten. Het voorwoord wat het college heeft gemaakt bij deze nota dat is een stuk belangrijker dan over het alge meen gebruikelijk is bij voorwoorden. Er staan een viertal opmerkingen in die naar onze mening de essentie van het plan, afhankelijk van de keuzen die je maakt, aantasten. Een paar opmerkingen van onze fractie zullen die zelfde essentie ook aantasten en de conclusie is dan dat in de zin van be sluitvorming van het plan wellicht niet zoveel overeind blijft. Ik zou nu allereerst enkele opmerkingen willen maken over de inhoud van het plan en ik kom dan na die inleiding onmiddellijk op pagina 8, waar we de diverse opmerkingen vinden van diverse organisaties en enkele van die opmerkingen die springen er eigenlijk onmiddellijk uit omdat ze of zeer ernstig van aard zijn ofwel een vrij smalle beslissing vragen. In dat opzicht is bijvoorbeeld de peuterspeelzaal aan het West Vaardeke een voorbeeld van hier kunnen we niet al te lang over doen om te zorgen voor een doeltreffende ruimte die beter is aangepast aan het doel van de stichting peuterspeelzalen. De opmerkingen van het maatschappelijk centrum zijn ook van niet gering belang. De situ ering in het gemeenschapshuis op dit moment is om diverse redenen bepaald niet best te noemen. Ik zal daar verder niet over uitwijden. We kennen uiteraard allemaal deze situatie en we hebben het allemaal al een keer ge hoord. De wijkverenigingen stellen dat eigen voorzieningen op buurt- niveau noodzakelijk zijn. Ook dat is denk ik een opmerking van zeer groot belang en waarschijnlijk de opmerking waarop in feite ons besluit rust om een accommodatienota te verlangen. De toestand van de jeugdhonken is zo danig dat zij:.waarschijnlijk niet alleen toezijn aan een opknap- en een uitbreidingsbeurt, maar dat het verstandiger zou zijn te overwegen voor hen te streven naar nieuwe akkommodaties. Naar onze mening overigens wel in samenhang uiteraard met andere gebruiksmogelijkheden. Tenslotte bij die op merkingen die ik van wat meer belang vind dan de andere. De opmerkingen van de openbare bibliotheek, waar ook gesteld mag worden dat de huidige ruimte metterdaad te klein is. Op pagina 12 wordt uitgegaan van de functies, in tegenstelling dus tot wat mijn fractiegenoot reeds heeft gezegd over wat in het beleidsplan is gedaan. Hier in dit geval mag ik dus stellen dat dat een terecht uitgangspunt is. Maar, oh wacht even, nog op pagina 12 onderop, daar staan wat opmerkingen over ontmoeten en vergaderen. Ik ontdek dat naast melk ook ontmoeten moet. Lijkt mij een juist gegeven, maar juist daarbij komen de meest crusiale vragen naar voren. Hoe hoog zijn de drempels die men moet overwinnen De kosten, individueel en collectief? De afstanden tot de voor ziening? De gezelligheid van de accommodatie? Past de ruimte bij het doel Moet bij zeer frequent plaatsvindende ontmoetingen worden min of meer ge dwongen horecaprijzen te betalen En dan stel ik de vraag, een vraag die ik zelf ook niet kan beantwoorden zo zonder meer van hoeveel is die drempel op dit moment reeds te hoog. Met andere woorden: Hoe serieus moeten we nemen de hoogte van de drempels bij de keuzen die wij straks gaan maken en daarbij kan ik dan gelijk aansluiten op de vraag die elders is gesteld over waarnaar streven we eigenlijk, wat krijgt prioriteit Een verhoogde bereik baarheid en ik bepaal dan ook even met verlaagde drempels of kwaliteit en kwantiteit. Een vraag die gesteld is op pagina 17 maar die natuurlijk geldt voor alle onderdelen van een accommodatieplan en waarbij onze keuze nadrukke lijk uitgaat naar het streven naar zo laag mogelijke drempels. Een andere vraag die te stellen is dat is: Hoever moeten we gaan in de richting van het, ik zal dat noemen het meervoudig gebruik? Sommige organisaties vragen om te voorzien in ruimten die slechts door deze organisatie zelf zullen worden gebruikt. Eigenlijk vragen ze dat denk ik haast allemaal. V/ij zullen er niet onderuit kunnen komen om een keuze te maken om vast te stellen waar die vraag om een ruimte voor de eigen organisatie, een reële vraag is. In alle andere

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 99