-> verzoek van de commissie culturele minderheden een nota geschreven en door u uitgebracht over de woningvoorziening, de woningverdeling.Daar speelt in belangrijke mate ook mee het sectorbeleid, welke woningbouw enz. In die commissie is de wens geuit dat die nota veel breder is dan dat nodig is voor die commissie culturele minderheden, dat die in de raad zal worden behandeld en wellicht daarvoor in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik acht het alleszins zinnig om die nota van de Bouw- en Houtbonden om die daarbij te betrekken en ten aanzien van de vraag of het aanbod wat in de brief wordt gedaan dat men graag bereid is om daarover van gedachten te wisselen. Dat zou ik graag willen doen ja, maar dan in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik zou van die jongens wel eens willen horen wat zij voor mogelijk heden zien en wat zij in kunnen brengen op dit moment op het punt van de woningbouw. De VOORZITTER: Ja, over het zelfde punt mijnheer Rennings De heer RENNINGS: Ja, ik vind het zeker zinnig om de nota waar de heer Van der Graaf over spreekt en die in de commissie culturele minderheden besproken is aan de orde te stellen in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Met betrekking tot deze nota, ik denk dat die best zijdelings aan de orde kan komen, maar de elementen die genoemd zijn zijn voor mij, althans dat is mijn eerste indruk, hebben voornamelijk betrekking op het beleid van de centrale overheid en misschien dat ik dan wel met de heer Van der Graaf, want het probleem spreekt mij zeker aan, maar dan denk ik dat meer de nota van het C.N.V. en de nota van Bouwfonds Zuid-Nederland die daarin elementen hebben opgenomen die veel meer het gemeentelijk beleid raken. Daar spreken we over een andere woning en het anders inrichten van bestemmingsplannen, terwijl het F.N.V. een heleboel zaken aanhaalt die met name op het punt van de centrale overheid liggen. Dus als we er in de commissie algemene en bestuurlijke zaken over praten, dein zou ik er in ieder geval op aandringen dat de nota ook van het C.N.V. vooraf wordt aangevraagd en dat de nota van het Bouwfonds Zuid-Nederlandse Gemeenten in voldoende mate beschikbaar is. De VOORZITTER: De suggestie met betrekking tot de nota huisvesting die komt in B. en aan de hand van de adviezen uit de commissie culturele minderheden. Dus daar zal de suggestie besproken worden. Ik denk niet dat het juist is om daar nou op vooruit te lopen, maar u weet dat over het algemeen uw suggesties gevolgd worden. Ik denk dat als de suggestie wordt overgenomen het inderdaad aanbeveling verdient om deze nota's erbij te betrekken. Wat mij minder juist lijkt is om het overleg met de afgevaardigden van die Bouw- en Houtbond in de commissie algemene en bestuurlijke zaken te doen. Ik denk dat dat een voorbe- reidingstaak is die bij B. en W. berust. Vandaar eigenlijk ook dat, want de opmerking van de heer Rennings dat wat hier wordt aangedragen over het algemeen te maken heeft met beleidsaspecten die behartigd worden door de centrale over heid, die deel ik wel, maar vandaar ook dat wij het voorstel hebben gedaan om het ter behandeling in handen van B. en W. te stellen. De heer VAN DER GRAAF: Wij kunnen het daar niet mee eens zijn. In denk dat het juist bijzonder gelukkig is wanneer we in de commissie algemene en bestuur lijke zaken de gelegenheid hebben0m en dat hoeft niet persé alleen met de mensen van de Federatie van Bouw- en Houtbonden, maar de gelegenheid hebben om eens wat verder, wat dieper door te spitten op deze problematiek en dan kunt u wel zeggen van ja, dat overleg dat voeren wij liever in het college van B. en W. Zoals menigeen weet is dit college niet ons college. Niettemin willen wij wel een rol spelen in met name op dit terrein. Die woningbouw, die problematiek daarvan, die rol die hebben we al geleerd te spelen. We hebben daar het nodige aan gedaan en dat brengt ons in ieder geval om toch te zeggen van waarom moet dat allemaal via B. en W. lopen. Zo groot is die commissie overleg bestuur lijke zaken niet. Laten wij ook eens een keer mensen uitnodigen en laten we onszelf eens rechtstreeks heel direct op de hoogte brengen. De VOORZITTER: Wat we dan riskeren is dat we straks twee als B. en W. fungerende colleges hebben. Ik denk en we hebben dat heel nadrukkelijk overwogen, ik denk dat het principieel onjuist is om dat te doen. B. en W. bereid het voor. Als u

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 84