-k-
ting is ook uitgewerkt. Dat voorstel is uitgewerkt. Inmiddels - en nu lijkt
het toch wel definitief afgerond - blijkt het aantal per 1 januari 12.178.
Het lijkt praktisch om de zaken daaraan aan te passen. Kan dat uw goedkeuring
wegdragen, dus dat we al die posten op dezelfde wijze aanpassen aan 12.178.
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
7. Voorstel met betrekking tot de vaststelling van de grondkosten voor woning-
we tbouw in het bestemmingsplan Albano.
De heer VAN DER GRAAF: Mijnheer de voorzitter, een drietal opmerkingen hierover.
De ene opmerking gaat over de huurprijzen van de woningwetwoningen. Wanneer wij
aan de woningstichting een hogere grondprijs in rekening brengen op grond van
het feit dat de centrale directie van de volkshuisvesting - zo meen ik dat het heet -
die hogere grondprijzen toestaat, dan worden daarmee de huren hoger. Ik denk dat
dat een onjuiste zaak zou zijn,mede op grond van een andere overweging - dat is
dan de tweede - dat de verdeling van de kosten, de grondkosten, volgens het
roemruchte bruine boekje, meerdere malen genoemd, al goed aan de orde gekomen,
dat die verdeling van dat bruine boekje bijstelling behoeft. Wij hebben in
een eerdere instantie en pratende over lob B van Albano al eens duidelijk gemaakt
dat wij daarvan een voorstander zijn en we hebben toen bijstellingen gehanteerd
die - oh, ja ja, ik zat gelijk te zoeken terwijl ik praatte - hier
wonderwel redelijk overeen blijken te komen met de differentiatie-factoren die die
zelfde centrale directie voor de volkshuisvesting eigenlijk wenst. Ze komen
vrij ver overeen. Er zit een verschilletje in op het punt een verschil naar
boven toe wat wij niet hebben willen hanteren op het punt van de goedkoopste
premiewoningen, maar in de richting dus van de bungalows en de vrijstaande wo
ningen en de twee-onder-een-kap, daar benadert dat heel dicht onze opstelling
die we toen gekozen hebben. Nou dat is de tweede overweging, waarom wij geen
behoefte hebben om dan nu plotseling die weg te verlaten en ons te beklagen over
het feit dat we voor woningwetwoningen niet meer grondprijzen mogen berekenen.
De derde overweging, dat is misschien - ja, ik weet niet of dat nou de belangrijkste
zou moeten zijn; of ik het in dat verband als eerste had moeten noemen -.
De derde overweging is deze: Wij gaan aan het bestemmingsplan globaal verliezen
en als ik dat wat te globaal maak dan kunt u mij wellicht verbeteren, 1,2 miljoen
gulden wanneer deze grondprijzen niet worden bijgesteld. Die 1,2 miljoen gulden
dat is nou precies het bedrag eigenlijk waarvan niet alleen wij maar ook de
centrale directie van de volkshuisvesting zegt van nou dat zou je nou eigenlijk
moeten schrappen. Als je dat wilt hebben, als je dus een toeslag wilt heffen
als je een bedrag onvoorzien van die omvang wil heffen, dan moet je dat maar
elders halen maar niet bij de woningwetwoningen. Dat zijn drie overwegingen op
grond waarvan wij eigenlijk niet eens zo ongelukkig zijn met dit voorstel en
dan ook de vraag van het college wel steunen in de zin van niet in beroep gaan.
We denken overigens daarnaast dat dat in beroep gaan bij de Raad van State een
zeer grote kans zou hebben om niet-ontvankelijk verklaard te worden, want dat
is terzijde, maar akkoord het college wil dat niet en stelt het ook niet voor,
maar voor ons hoeft er ook niet gepraat te worden. Ik denk dat wij in eigen
huis moeten zorgen dat we het bestemmingsplan sluitend krijgen met aanvaard
bare huurprijzen voor de woningwetbouw en dat kan naar onze mening alleen maar
door hiermee akkoord te gaan.
De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, aan dit.verhaal, aan dit voorstel zitten twee
kanten. Enerzijds blijkt dat bepaalde kosten uit het bestemmingsplan worden ge
schrapt, zonder dat ook wordt aangegeven waarom en ik vind bedragen van 1,2
miljoen en meer, dan mag je toch op zijn minst aangeven waarom die kosten niet
aanvaard worden. Ten aanzien van de verdeling moet ik opmerken dat daarbij
toch sterk overkomt dat daarbij toch ook eigenlijk geen of nauwelijks
argumenten aan ten grondslag liggen. Ze worden niet genoemd, maar als de cen
trale raad voor de volkshuisvesting bij de factor ligging bijvoorbeeld de premie I
de premie II, de vrije sector I en II- woningen allemaal 1,2 geeft
en daarmee alleen de goedkope premie-woningen een zwaardere factor toekent en
de juist duurdere bungalows geen zwaardere factor toekent, dan denk ik dat het