-11- hogere overheid zich niet voldoende kwijt van haar verantwoordelijkheid. Ja, ik denk dat hier wel een complex van factoren bij aanwezig is, namelijk u hebt uit het stuk gelezen dat de formatie zo krap is geworden, tè krap is geworden doordat in een zeer ongelukkige periode getoetst is hoe groot de formatie moet zijn. In een 'tijd van ziekte van medewerkers en in een tijd van een vacature. Daardoor is er een veel geringer aanbod van problemen gekomen. Nou dat heeft wat misleidend gewerkt en dat is de oorzaak dat we nou eigenlijk ook een klein beetje de wrange vruchten plukken van een te krappe bezetting. Dat is eigenlijk ook het antwoord op mevrouw Kniep. Die zegt van nou, hoe kan dat nu: 5ï 1 en ik lees op bladzijde 2 ineens weer 8. Ik heb dat inderdaad ook op een rijtje moeten zetten. Het werkelijk aantal maatschappelijk werkers is 8, dat klopt. Daarbij moeten we rekening houden dat deze nu aan te stellen maatschappelijk werker er eentje van is, dus dan houdt u er 7 over. De formatie mag zijn 5f en het is correct. Ze hebben dus een 1-5-, nou laten we maar zeggen boventallige kracht. Dat wordt veroorzaakt door de discrepantie tussen de formatie die middels Joint dus is gemaakt en het werkelijk aantal mensen wat men in dienst heeft om inderdaad de organisatie draaiende te kunnen houden en voldoende service te kunnen geven. Ja voor de verdere rest heb ik het idee dat iedereen het eigenlijk wel eens is met de heer Van der Graaf zijn suggestie. Daarbij komt dan ook nog het probleem dat de heer Kop Jansen aan heeft gehaald dat een van de gemeenten niet meedoet, wat ga je dan doen. Nou ik denk dat je dan eigenlijk dan worden alle poten onder onze stoel uitgezaagd, want dan vervalt daarmee eigenlijk het regionaal met elkaar willen samenwerken en ik denk dat het niet verkiesbaar is om dan de hogere lasten maar voor êên of twee gemeenten te nemen. Dus ik denk dat je dan gewoon niet aan die eindbegeleiding moet kunnen komen. Ja, voorzitter ik denk dat we ik wil daar best deze maand me verder over beraden. Wanneer echter de raad beslist om dat naar een latere datum te verschuiven en nu in deze zin mee te gaan dan heb ik daar geen probleem mee. Uiteraard niet. De VOORZITTER: Ik heb gekeken. Er is in de correspondentie niet te zien dat er een fatale datum is, dus we hebben de mogelijkheid om dat te doen. Mag ik u dan voorstellen om het subsidiebedrag 1979 vast te stellen, goedkeuring te geven aan de begroting 1981 in die zin dat nog geen goedkeuring wordt ge geven aan het stuk wat het gevolg is van het voorstel hier onder b en dat we het voorstel onder b terugnemen, bestuderen in de zin zoals door de heer Van der Graaf bedoeld. De heer BROUWERS: Mag ik nog een opmerking maken, dat is vergeten en dat is wat de heer Van Hoof heeft ingebracht. We moeten ons wel goed realiseren dat nu op dit moment een deel gesubsidieerd wordt en dat is 35-000, De VOORZITTER: Ja, dat nemen we in de studie mee. De heer VAN DER GRAAE: Ja, voorzitter, dat gaat mij iets te snel. Niet dat ik het al denkend niet bij kan houden, maar omdat op de eerste plaats nu een aan tal zaken zijn gezegd met name door wethouder Brouwers, althans het be langrijkste waar ik toch voor vrees dat als we daar nu niet op ingaan dat het dan blijft hangen als de enige echte waarheid en dat zou ik toch graag willen vermijden. Daarnaast wou ik dan toch een kleine aanvulling op het voor stel doen, of een amendement op het voorstel doen wat u doet. Dus als u mij toestaat dan ga ik heel even kort op een paar opmerkingen in om te voorkomen dat het blijft hangen in die kontekst Op de eerste plaats die oorzaak die mijnheer Brouwers noemt van het lage aantal formatieplaatsen wat is toegewezen. Ik denk dat daaruit nou precies moet worden afgeleid hoe zeer invulling van maatschappelijk werk een zaak is van het politieke bestuur, want als je er een meer hebt dan heb je een case-load van 20 gevallen en als je er k inzet dan heb je een case-load van 80 gevallen. Maar zet er nou eens kO neer, je kunt door blijven tellen. Met andere woorden: het is een zuivere bestuurlijke keuze, wat je wilt doen, want die mensen vinden voor elke oplossing hun eigen problemen hoor, geen enkel verschil van mening hoeven we daar over te hebben. Met andere woorden: ik word daar niet zo door geroerd. Dan het punt van het losweken uit de gemeenschappelijke regeling. Het is datgene wat ik tegen gemeen--

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 29