-19-
van de hoogte van de bijdrage van de gemeente. Ik denk niet dat het een goede zaak
is om te zeggen van we gaan er nu nog wat zaken bijzoeken waarin een recht
vaardiging te vinden is om tot een lagere bijdrage van de ondernemers te komen.
Het gevoelen van de raad is het gevoelen ook van B. en W. en daarin staan wij in
Oudenbosch niet alleen. Ook buiten Oudenbosch hebben wij soortgelijke voorbeelden
met soortgelijke verdelingen gevonden. Het systeem van de baatbelasting daar
kan mevrouw Kniep zich mee verenigen en daaraan is inherent dat er een mogelijkheid
moet komen aan het begin door afkoop van die verplichting voor de komende jaren
af te kcxnen. Met betrekking tot de opmerking van de heer Wijnen. Hij heeft zonder
twijfel helemaal gelijk als hij zegt: Je kunt ook met betrekking tot de
financiële kant van de zaak geen onderscheid maken tussen het parkeren en de
inrichting van het centrumerf. Ik denk dat de opmerking van de wethouder Du
Pont wat dat betreft overigens voldoende soulaas zal geven dat dat dan ook in
de opzet verder niet behoeft te gebeuren. Met betrekking tot die rangorde tussen
die blokken en binnen die blokken heb ik al uitgelegd dat die er niet is. De
vraag van de heer Wijnen met betrekking tot de plaats waar het hart van het
centrum zou moeten liggen, of dat de Varkensmarkt danwel op het plein bij de haven
is, is een vraag die ik me goed herinner is beantwoord in het kader van het
Komplan, waarbij toen duidelijk is gekozen voor de Varkensmarkt en ik denk dat
je daarom ook moet zeggen de bebouwing die er aan de Varkensmarkt komt die zal
zich nooit mogen verzetten tegen het karakter wat de Varkensmarkt in het kader
van het Komplan, in het kader van dat kernfunctiegebied heeft gekregen. Dat heeft
ook in ieder geval steeds voorop gestaan. De snelheid waarop de heer Wijnen aan
dringt is ook onze wens. Nu is die overigens afhankelijk van de snelheid waarmee
de subsidie verkregen wordt. De aanvrage die zal zo spoedig mogelijk uitgaan
als wij hier vandaag een duidelijk zicht op de situatie krijgen. Met betrekking
tot de realiteitswaarde van 1.000.000,heb ik geantwoord. Ik heb dat eigen
lijk aan het adres van de heer Van Hoof geantwoord, maar dat was aan het adres van
de heer Wijnen bedoeld. Met betrekking tot de grondslag van de onroerend goed-
belasting geloof ik dat wij er niet verstandig aan doen daar op dit moment ons
erg veel zorgen over te maken. Het plan om tot slechts een grondslag te komen,
namelijk het oppervlaktetariefis voorlopig in de ijskast gegaan, maar daarbij
komt dat ook bij dat systeem er nog door uw raad differentiaties aangebracht
kunnen worden per gebied en dan zou u toch nog tot een oplossing kunnen komen.
De opmerking van de heer Wijnen met betrekking tot het karakter, namelijk dat
het karakter versterkt moet worden en zeker niet aangetast mag worden, is dacht
ik heel erg juist. Hij heeft het niet als een doelstelling of uitgangspunt ge
formuleerd. Je zou je kunnen afvragen of dat geen aanbeveling verdient om dat
in ieder geval heel nadrukkelijk onder de aandacht van de werkgroep te brengen.
De zorg van de heer Wijnen over het behouden van de positie als historische
stadskern en u weet die is helemaal afhankelijk van het stratenbeloop, dat die
delen wij ook en ik kan u verzekeren dat wij ook alles daaraan zullen toetsen
want een kleinigheid kan inderdaad behoorlijk wat hectaren en daarmee behoor
lijk wat geld bij ons weghalen uit die verfijningsuitkering. De heer Van Hoof heeft
nog gewezen op het feit dat ook de ondernemers wel aan het belang van de con
sument denken. Ik denk dat ook wel. Ik geloof niet dat de heer Van Hoof daarmee
wil ontkennen dat het ook belangrijk is dat die consumenten ook in die werkgroep
vertegenwoordigd zijn. De heer Van Hoof had het ook over dat rekenvoorbeeld, maar
daar heb ik in ieder geval op geantwoord. Met betrekking tot de suggestie eventueel
een groter bedrag uit het fonds grote werken te halen als de haalbaarheid daarvan
afhangt, nodig ik hem en de raad eigenlijk uit zoals ik dat ook tegenover de
opmerking van de heer Rennings heb verwoord om in ieder geval een grens aan te
geven tot waar wij willen en kunnen gaan. Wij laten ons tot op dit moment in
ieder geval niet leiden, iets waar de heer Van Hoof al rekening mee lijkt te
willen houden, door het feit dat die subsidie eventueel niet verkregen wordt. In
een in mei gepubliceerde subsidieregeling kan toch niet op dit moment al zover
zijn dat die uitgeput is. Ik denk dat we wat dat betreft eigenlijk in het start
schot hebben gelegen en als wij op korte termijn de aanvrage indienen lijkt het
toch heel redelijk dat we erop mogen vertrouwen dat we daar ook voor in aanmerking
kunnen komen. De suggestie van de heer Van Hoof om eventueel de saldi-reserve
aan te spreken is denk ik op dit moment nog wat minder aan de orde als we spreken